30 april 2012

Hospitality - Hospitality

Het debuut van het Amerikaanse trio Hospitality lag al een tijdje op de stapel en leek daar niet meer van af te komen, tot een van de lezers van deze BLOG me nog eens op de plaat wees. Hierna is de plaat vrij snel in de cd speler verdwenen en tot dusver is hij daar niet meer uit gekomen. Hospitality maakt op haar debuut honingzoete popmuziek met een scherp randje. Bij de eerste noten lijkt het heel even op The Sundays of Sixpence None The Richer, maar wanneer de gitaren wat feller uit gaan halen hoor ik ook wel wat van The Pixies of Sleater Kinney, terwijl de band in de van flink wat extra zonneschijn voorziene popliedjes opschuift in de richting van bands als Belle And Sebastian en Camera Obscura. Ster van de band is zangeres  Amber Papini, die steeds weer weet te verleiden met wonderschone zwoele vocalen, maar nergens doorslaat in te zoete klanken. De mooie stem van Amber Papini wordt omlijst door een uiterst sober geluid, waarin naast een oerdegelijke ritmesectie vooral de mooie en veelkleurige gitaarlijnen opvallen. Het zijn gitaarlijnen die de lente onmiddellijk laten beginnen, al is Hospitality ook niet bang voor een paar wat donkerdere gitaarwolken. Slechts in een aantal tracks is gekozen voor een net wat voller geluid, waarin onder andere voorzichtige elektronica en blazers de revue passeren. Hospitality schotelt de luisteraar betrekkelijk eenvoudige popliedjes voor, maar ze zijn wel  alle tien raak. Ondanks het feit dat de tien tracks op het titelloze debuut van Hospitality allemaal in grote lijnen hetzelfde recept volgen klinken ze allemaal anders. Dit ligt vooral aan het mooie gitaarwerk dat steeds net wat andere accenten legt; van psychedelisch tot punky en van breed uitwaaierend tot bijna Afrikaans of jazzy. De stem van Amber Papini schurkt hier steeds lekker tegenaan en voorziet de popliedjes van Hospitality uiteindelijk van onderscheidend vermogen. Het debuut van Hospitality is zo’n plaat die maar een paar noten nodig heeft om je te verleiden. Normaal gesproken vervliegen dit soort platen snel, maar de muziek van Hospitality blijft vooralsnog aangenaam kleven. In Nederland heeft deze plaat tot dusver schandalig weinig aandacht gekregen. Nu de plaat voor de zoveelste keer voorbij komt en steeds aangenamer prikkelt, kan ik alleen maar concluderen dat we hebben zitten slapen en heel snel wakker moeten worden. Het debuut van Hospitality is immers één van de grote lenteplaten van 2012. Erwin Zijleman




29 april 2012

Gravenhurst - The Ghost In Daylight

Nick Talbot maakte een aantal jaar geleden als Gravenhurst een drietal buitengewoon fascinerende platen (Flashlight Seasons (2004), Fires In Distant Buildings (2005) en The Western Lands (2007); alle drie zeer warm aanbevolen). Op deze platen combineerde de Brit invloeden uit de Britse folk uit de vroege jaren 70 (Fairport Convention, Nick Drake) met weinig voor de hand liggende invloeden uit onder andere de shoegaze, dreampop, elektronica en Krautrock. Na het prachtige The Western Lands werd het helaas stil rond Gravenhurst, maar na een pauze van 5 jaar is Nick Talbot terug met The Ghost In Daylight.  Op zijn nieuwe plaat heeft Nick Talbot zich naar eigen zeggen laten inspireren door muziek van Simon and Garfunkel en Brian Eno. Dit hoor je inderdaad terug in de hele mooie en toegankelijke zang en in de prachtige atmosferische klanken. Door deze nieuwe invloeden is de muziek van Gravenhurst sinds The Western Lands wel wat veranderd, maar het blijft Gravenhurst. Op The Ghost In Daylight horen we vooral ingetogen muziek, die hooguit net wat minder donker is dan we van Nick Talbot gewend zijn. Veel songs op de plaat beginnen met akoestische gitaar en mooie heldere zang, maar een ieder die de muziek van Gravenhurst kent weet dat deze makkelijk kan ontsporen. Dit gebeurde op de vorige platen vooral met stevige gitaaruitbarstingen a la My Bloody Valentine. Dit soort uitbarstingen blijven op The Ghost In Daylight grotendeels achterwege, maar Gravenhurst verrast dit keer wel met inventief elektrisch gitaarwerk (hier en daar vergeleken met dat van Johnny Marr, maar ik hoor toch vooral Richard Thompson), ouderwets klinkende analoge synths en dromerige soundscapes. De vele verrassende wendingen geven de muziek van Gravenhurst wederom heel veel dynamiek. The Ghost In Daylight is heel vaak een ingetogen en toegankelijke folkplaat, maar omdat je zeker weet dat dit op een gegeven moment zal omslaan, is ook de vierde plaat van Gravenhurst weer geen plaat om bij achterover te leunen. In eerste instantie mistte ik eerlijk gezegd de wat stevigere uitbarstingen van de vorige drie platen, maar inmiddels ben ik gewend aan de subtielere ontsporingen op The Ghost In Daylight en begin ik de plaat steeds mooier te vinden. Gravenhurst slaagt er ook op de vierde plaat in om complexe muziek te maken die eenvoudig klinkt en maakt bovendien sombere muziek waar je vrolijk van wordt. Dat is knap. Heel knap. Zeker wanneer je The Ghost In Daylight met de koptelefoon beluistert, hoor je uit hoeveel lagen de muziek van Gravenhurst bestaat en hoe knap deze tegen elkaar aan of soms zelfs tegen elkaar in schuren. Maar ook als je even geen zin hebt in moeilijk gedoe valt The Ghost In Daylight niet tegen. Hoewel de vorige drie platen van Gravenhurst van een ongekend hoog niveau waren, durf ik The Ghost In Daylight inmiddels wel de beste plaat van Nick Talbot tot dusver te noemen. Gravenhurst is helemaal terug van weg geweest en dat is verschrikkelijk goed nieuws voor de liefhebber van niet alledaagse popmuziek. Erwin Zijleman


27 april 2012

Norah Jones - Little Broken Hearts

Norah Jones werd op basis van haar debuut Come Away With Me uit 2002 in het hokje jazz geduwd.  Come Away With Me hoorde hier absoluut thuis, maar op alle platen die Norah Jones sindsdien heeft gemaakt, hebben invloeden uit de jazz aan terrein verloren, wat ten gunste is gegaan van invloeden uit met name de folk, country, pop en rock. In eerste instantie reserveerde Norah Jones haar wildste plannen buiten de gebaande paden voor zijuitstapjes als The Little Willies en El Madmo, maar op haar nieuwe plaat Little Broken Hearts werpt Norah Jones alle schroom van zich af. Op Little Broken Hearts moet je met een vergrootglas zoeken naar invloeden uit de jazz en zelfs dan sluit ik niet uit dat je ze niet zult vinden. Norah Jones werkt op Little Broken Hearts samen met topproducer Brian Burton, oftewel Danger Mouse (op wiens Rome ze vorig jaar ook al een belangrijke rol vervulde), en dat is een producer die altijd zijn stempel op een plaat weet te drukken. Dat doet hij ook dit keer. Op Little Broken Hearts heeft Norah Jones een ware metamorfose ondergaan.  Hoewel ik al haar platen heel hoog heb zitten, was het tot dusver wel altijd muziek van het braafste meisje uit de klas. Dit braafste meisje uit de klas slaat je nu als een zwoele vamp om de oren met een plaat die buitengewoon fris en opwindend klinkt. Het contrast met haar oude werk is het grootst wanneer  Norah Jones op de proppen komt met alternatieve elektronische pop die ook van Goldfrapp had kunnen zijn, maar ook in de duistere folk- en country-noir, die overigens een veel prominentere rol vervuld op de plaat, klinkt Norah Jones nauwelijks meer als de Norah Jones die de zo goed dachten te kennen. De piano waarmee Norah Jones zo lang leek samengesmolten speelt nauwelijks een rol van betekenis op Little Broken Hearts. Gruizige rootsy gitaarlijnen bepalen het beeld, waarin zo af en toe ook ruimte is voor opvallende ritmes, tegendraadse strijkers en atmosferisch klinkende elektronica. Alleen door de vocalen zal je Little Broken Hearts er bij een blinddoektest uit pikken als een plaat van Norah Jones, al klinkt haar stem minder zwoel en zoet dan we van haar gewend zijn, wat waarschijnlijk alles te maken heeft met het feit dat Little Broken Hearts in alle opzichten een breakup plaat is. Little Broken Hearts is een hele moedige plaat die door veel van haar fans waarschijnlijk niet positief zal worden ontvangen. Persoonlijk heb ik het nieuwe geluid van Norah Jones echter heel snel omarmd en sindsdien raak ik steeds meer onder de indruk van deze fascinerende plaat. Wanneer je zulke grote stappen zet als Norah Jones doet op haar nieuwe plaat, stap je wel eens mis. Little Broken Hearts is daarom wat minder consistent dan haar vorige platen, maar de enorm hoge pieken compenseren alles. Little Broken Hearts is ondanks de melancholieke teksten en de vaak donkere klanken een sprankelende plaat die steeds weer nieuwe dingen laat horen en continu fascinerende beelden op het netvlies tovert. Het is zeker niet overdreven om Little Broken Hearts nu al te scharen onder de meest verrassende platen van 2012 en het zal me niet verbazen als het waarschijnlijk ook een van de betere is. De magie van Norah Jones leek de afgelopen jaren wat uitgewerkt, maar na deze opvallende metamorfose kan ze nog jaren mee. Erwin Zijleman


26 april 2012

Garland Jeffreys - The King Of In Between

De Amerikaanse singer-songwriter Garland Jeffreys debuteerde in 1970 en is inmiddels dus al ruim 40 jaar actief. Desondanks heeft hij slechts 11 platen op zijn naam staan. Van deze 11 platen ken ik er eerlijk gezegd maar drie, maar deze drie zijn zo goed dat ik misschien ook maar eens naar de andere acht platen uit het oeuvre van de Amerikaan moet gaan luisteren. Mijn eerste kennismaking met het werk van Garland Jeffreys was het in 1979 verschenen American Boy & Girl en de hiervan afkomstige single Matador. Nog veel beter was het in 1992 verschenen Don’t Call Me Buckwheat, waarvan zijn grootste hit Hail Hail Rock ’n Roll afkomstig is. Na een stilte van bijna 15 jaar keerde Garland Jeffreys onlangs terug met The King Of In Between en ook dit is weer een hele sterke en vooral ook lekkere plaat. Het geluid van Garland Jeffreys is in al die jaren eigenlijk niet eens zo heel veel veranderd. De Amerikaan vermengt ook op zijn nieuwe plaat weer soul, rock ’n roll, funk, blues en ska in songs die stuk voor stuk ver boven de middelmaat uit steken. Persoonlijk vind ik Garland Jeffreys het best wanneer hij kiest voor sobere blues of rauwe rock ’n roll. In beide gevallen maakt hij de muziek die The Rolling Stones al heel lang niet meer gemaakt hebben of in ieder geval niet zo goed. Maar ook als Jeffreys kiest voor wat lichtvoetigere songs met invloeden uit de reggae en de ska stralen zijn songs urgentie en passie uit. Garland Jeffreys heeft op The King Of In Between een groep solide spelende muzikanten om zich heen verzameld en zijn soulvolle en doorleefde stem is door het randje slijtage eigenlijk alleen maar mooier geworden. Het niveau op The King Of In Between ligt zo hoog en de variatie is zo groot dat het bijna een greatest hits verzamelaar lijkt, maar The King Of In Between is echt een serie nieuwe songs. Het zijn songs die in muzikaal en vocaal opzicht zeer aanspreken, maar ook in tekstueel opzicht valt er op The King Of In Between weer veel te genieten. Zoals zo vaak beperkt Garland Jeffreys zich tot één thema en dit keer is zijn thuisbasis New York aan de beurt, wat een serie mooie verhalen oplevert. Ook na herhaalde beluistering blijf ik me verbazen over het niveau van de nieuwe plaat van Garland Jeffreys en begrijp ik niet dat zo’n talent slechts 11 platen op zijn naam heeft staan en nog altijd niet wereldberoemd is. Het is gelukkig nooit te laat voor eerherstel en ik hoop dan ook dat The King Of In Between in brede kring wordt opgepikt en wordt overladen met superlatieven. De plaat is er in ieder geval goed genoeg voor. Erwin Zijleman




25 april 2012

Carole King - The Legendary Demos

Ondanks de malaise in de muziekindustrie verschijnen wekelijks ongekende hoeveelheden nieuwe releases en stapels heruitgaven van oude releases. Met name in de laatste categorie lijkt het aanbod de afgelopen jaren alleen maar te groeien. Poets oude opnamen op, doe er wat vergeten bonustracks en demo’s bij, stop het in een mooi uitgevoerd boxje en met name de wat oudere muziekliefhebbers trekken gewillig de portemonnee. Carole King maakt het nu nog wat bonter door de opgepoetste versie van haar klassieker Tapestry en het mooie boxje achterwege te laten en slechts op de proppen te komen met een cd met alleen maar wat demo’s. Dat het gaat om de demo’s die uiteindelijk de basis vormden voor haar meesterwerk en onbetwiste klassieker Tapestry maakt de plaat met de ook nog eens erg pretentieuze titel The Legendary Demos wel iets interessanter, maar ik was nog zeker niet overtuigd. Dat was ik wel toen de plaat een paar minuten in de cd speler zat. The Legendary Demos geeft niet alleen een aardig inkijkje in het creatieve proces dat vooraf ging aan de release van een van de beste en meest invloedrijke platen uit de geschiedenis van de popmuziek, maar slaagt er ook in om iets toe te voegen aan deze plaat. The Legendary Demos bevat demo’s van 13 tracks. Een aantal van deze tracks zou uiteindelijk op Tapestry terecht komen, een aantal andere tracks schreef de nog piepjonge Carole King voor anderen. Vergeleken met de definitieve versies die ik inmiddels wel kan dromen, klinken de demo’s op The Legendary Demos ruw en onbevangen. De perfectie die uiteindelijk werd geëtaleerd op  Tapestry ontbreekt in de meeste gevallen, maar dit wordt gecompenseerd door extra emotie en een fraai ruw randje. Het gaat me veel te ver om The Legendary Demos beter te noemen dan Tapestry, al is het maar omdat de demo’s niet allemaal even goed zijn, maar de plaat heeft vele kippenvelmomenten. Alle songs moeten het nog doen zonder de arrangementen en de instrumentatie van de uiteindelijke versies. Op The Legendary Demos moet je het doen met het pianospel van Carole King en haar prachtige stem. Het is met name deze stem die heel veel indruk maakt op The Legendary Demos. Carole King klinkt op haar demo’s rauwer en meer onbevangen, wat haar songs voorziet van extra kracht en gevoel. Dat komt niet in alle demo’s even goed uit de verf, maar in het merendeel van de tracks is het genieten geblazen. Ik laat me over het algemeen graag verleiden door mooi uitgevoerde reissues, maar aan het bonusmateriaal kom ik in de meeste gevallen eerlijk gezegd niet toe. Aan het setje demo’s van Carole King ben ik al heel vaak toe gekomen en daar zal het zeker niet bij blijven. Ondanks de enorme staat van dienst van Carole King is het rijtje echt memorabele platen dat ik van haar in de kast heb staan erg smal (naast Tapestry vind ik eigenlijk alleen Music , Really Rosie en Live At Carnegie Hall echt de moeite waard). Met The Legendary Demos komt er 42 jaar na Tapestry gelukkig weer eens een Carole King plaat die er echt toe doet bij. Alle reden dus om dit setje demo’s te omarmen als een volwaardige plaat. Erwin Zijleman


24 april 2012

Rufus Wainwright - Out Of The Game

Het oeuvre van Rufus Wainwright beslaat inmiddels zo’n 14 jaar en is een imposant allegaartje geworden. Hoewel ik zeker niet vies ben van zwaar aangezette arrangementen, sloeg Rufus Wainwright wat mij betreft wat te vaak door in de richting van een overdaad aan bombast, waardoor ik me over het algemeen beperk tot het uit de kast trekken van zijn titelloze debuut uit 1998 of het prachtige Poses uit 2001. Persoonlijk keek ik daarom met hoge verwachtingen uit naar de man’s nieuwe plaat, die door niemand minder dan Mark Ronson (uiteindelijk toch vooral bekend van Amy Winehouse’s Back To Black) zou worden geproduceerd. Deze week verschijnt Out Of The Game en zien we naast Mark Ronson ook onder andere zus Martha, leden van Wilco, de soulband The Dap-Kings (bekend van Sharon Jones en de al eerder genoemde Amy Winehouse), Sean Lennon en Yeah Yeah Yeahs gitarist Nick Zinner opduiken. Out Of The Game wordt gepromoot als de popplaat of zelfs de dance plaat van Rufus Wainwright, maar dat valt gelukkig reuze mee. Out Of The Game is een stuk minder bombastisch dan de vorige platen van Rufus Wainwright, maar dat vind ik persoonlijk alleen maar goed nieuws. Ook het feit dat Rufus Wainwright zijn fascinatie voor Judy Garland heeft verruild voor inspiratie uit het werk van met name Elton John (70s) en David Bowie (met name Young Americans) heeft wat mij betreft alleen maar positieve invloed op de kwaliteit van de nieuwe plaat van Rufus Wainwright. Mark Ronson heeft Out Of The Game voorzien van een lekker klinkend geluid met vooral invloeden uit de pop en de soul. Het is een geluid dat prima past bij de bijzondere en uit duizenden herkenbare stem van Rufus Wainwright, die overigens zijn eigen identiteit heeft behouden op Out Of The Game. Out Of The Game klinkt daarom als een Rufus Wainwright plaat en niet als een Mark Ronson plaat en ook dat is goed nieuws. Hoewel Out Of The Game een stuk minder bombastisch klinkt dan platen als Want One en Want Two, blijft de muziek van Rufus Wainwright geïnspireerd door barok en romantiek. Out Of The Game is wat minder uitbundig versierd met klassiek aandoende tierelantijntjes, maar met name door de toegevoegde blazers en vrouwelijke vocalen klinkt de plaat lekker vol. Out Of The Game is zoals gezegd beïnvloed door  de 70s pop en rock van onder andere David Bowie, Billy Joel en Elton John en dat blijkt wederom (ook zijn eerste twee platen waren flink geïnspireerd door muziek uit de jaren 70) een genre waarin Rufus Wainwright uitstekend uit de voeten kan. Zoals het Rufus Wainwright betaamt kleurt hij  ondanks de strakke productionele kaders van Mark Ronson niet alleen maar binnen de lijntjes, maar laat hij de songs op Out Of The Game af en toe voorzichtig ontsporen. De ene keer door een bak elektronica of flirts met 70s disco, de andere keer door een flinke dosis pathos en melancholie. Out Of The Game kabbelt hierdoor het ene moment buitengewoon aangenaam voort en zet je het volgende moment op het puntje van je stoel. Liefhebbers van de bijzonder theatrale platen van Rufus Wainwright zullen waarschijnlijk even moeten slikken bij beluistering van Out Of The Game, maar een ieder die net als ik intens heeft terug verlangd naar de eerste twee platen van Rufus Wainwright, vindt op Out Of The Game veel van zijn of haar gading, wat overigens niet betekent dat Out Of The Game direct aansluit op Poses of het debuut van Wainwright. Ik heb er in ieder geval weer een Rufus Wainwright plaat bij die de komende dagen, weken, maanden en jaren nog heel vaak voorbij gaat komen. Erwin Zijleman


23 april 2012

Bonnie Raitt - Slipstream

De carrière van de Amerikaanse bluesmuzikante Bonnie Raitt verloopt tot dusver wat grillig. Ze maakte een stapel aardige platen in de jaren 70, was hierna in de jaren 80 niet erg actief maar maakte in dit decennium wel twee van haar beste platen (waaronder haar voorlopige meesterwerk Nick Of Time), leek in de jaren 90 uit te groeien tot een van de grootheden in het genre, om vervolgens het nieuwe millennium matig te beginnen en weer wat uit het zicht te raken. Dat klinkt als een mooi klusje voor een sterproducer als Rick Rubin of Joe Henry, die beiden al eerder muzikanten van naam en faam uit het slop wisten te trekken. Het is de laatste die opduikt op Bonnie Raitt’s nieuwe plaat Slipstream, maar helaas tekent hij slechts voor de productie van vier van de twaalf songs. Die vier songs laten horen dat Bonnie Raitt in staat moet worden geacht om een meesterwerk of klassieker af te leveren, maar Slipstream is uiteindelijk niet meer dan een hele goede plaat. Op de door Bonnie Raitt zelf geproduceerde tracks horen we haar zoals ze ook op het podium is te horen. Haar band klinkt inmiddels als een geoliede machine en zowel de stem als het gitaarwerk van Raitt zelf zijn in de loop der jaren alleen maar beter geworden. Raitt vertolkt nog altijd voornamelijk werk van anderen en heeft hierbij een fijne neus voor het uitzoeken van de perfecte tracks, waaronder dit keer onder andere Gerry Rafferty's Right Down the Line, dat wordt voorzien van funky en bluesy accenten en een snufje reggae. Bonnie Raitt laat in deze tracks horen dat ze de vorm uit de jaren 90 heeft hervonden en nog altijd muziek maakt die er toe doet. Hoeveel meerwaarde een sterproducer kan hebben hoor je in de door Joe Henry geproduceerde tracks. In de twee door Henry geschreven songs en de twee Dylan covers (beiden afkomstig van Time Out Of Mind) hoor je niet alleen de topmuzikanten waar hij wel vaker mee werkt (onder wie Patrick Warren, Jay Bellerose en Greg Leisz) en de producershand van de meester, maar stijgt ook Bonnie Raitt ver boven zichzelf uit. Slipstream is alles bij elkaar genomen een lekkere bluesy krent uit de pop, maar had net zo makkelijk een meesterwerk kunnen zijn. De volgende keer een veel grotere rol voor Joe Henry en Bonnie Raitt gaat ons nog versteld doen staan; zelfs na dit ook al bovengemiddeld goede voorproefje. Erwin Zijleman




22 april 2012

Jack White - Blunderbuss

Jack White staat aan de basis van een flinke stapel uitstekende platen. Hij maakte er niet alleen een stuk of  zes met The White Stripes, maar leverde er ook nog eens een handvol af met gelegenheidsbands als The Dead Weather en The Raconteurs en was verder als producer van groot belang voor de platen van onder andere ex-vrouw Karen Elson en oudgedienden Loretta Lynn en Wanda Jackson. Het is voor menig criticus voldoende reden om de eerste echte soloplaat van Jack White met de nodige argwaan te bekijken, maar voor mij was de enorme staat van dienst van de Amerikaan die bijna 37 jaar geleden als John Anthony Gillis werd geboren juist reden om met torenhoge verwachtingen uit te kijken naar deze plaat. Ik heb Blunderbuss inmiddels flink wat keren beluisterd en moet zeggen dat de plaat me zeker niet teleurstelt. Iedereen die had gehoopt dat Jack White op zijn eerste plaat de lijn van The White Stripes zou doortrekken komt bedrogen uit, maar ik had eigenlijk wel verwacht dat Jack White op zijn eerste soloplaat andere wegen in zou slaan. Slechts in een twee of drie tracks op Blunderbuss hoor ik flarden van The White Stripes terug; in de meeste andere tracks slaat Jack White andere wegen in. Dat hij zijn elektrische gitaar slechts voor een aantal tracks uit de koffer haalt is veelzeggend. Hoewel Blunderbuss wel wat spetterend gitaarwerk bevat is het nauwelijks een gitaarplaat te noemen. In veel songs vormen piano,orgel en keyboards, overigens prachtig bespeelt door een van de leden van zijn uit alleen vrouwen bestaande begeleidingsband, de basis. Jack White is onlangs gescheiden en dat hoor je, ondanks het feit dat de scheiding in goede harmonie werd geregeld en zelfs werd gevierd, terug in de teksten op de plaat, die vrijwel allemaal draaien rond de moeizame relatie tussen mannen en vrouwen. Blunderbuss is daarom hier en daar al Jack White’s Blood On The Tracks genoemd, maar dat gaat me toch wat ver. Waar Dylan je toch vooral confronteerde met leed van het ergste soort is Blunderbuss geen hele sombere plaat. Het is een gevarieerde plaat die misschien niet over de hele linie overtuigt, maar alle songs scoren een hele dikke voldoende en flink wat songs op de plaat krijgen een rapportcijfer waar je trots mee thuis kunt komen. Blunderbuss is een aantal uitstapjes daargelaten vooral een behoorlijk traditioneel klinkende rootsplaat, waarop invloeden uit de country, blues, soul en folk een voorname rol spelen en waarin Jack White zich een aantal malen laat bijstaan door zangeressen (onder wie ex-vrouw Karen Elson). Het gaat soms de kant op van de muziek zoals The Black Keys die maken, maar ook de muziek uit Nashville (waar de plaat ook werd opgenomen) heeft hoorbaar invloed gehad op een aantal tracks op de plaat. Hoewel Jack White’s rauwe kant tot dusver heel wat platen heeft opgeleverd die er toe doen, bevalt zijn meer ingetogen kant eigenlijk ook wel. Blunderbuss is op het eerste gehoor misschien een plaat die bijna gewoontjes klinkt, maar geef de plaat een kans en je hoort er steeds meer bijzonders in, precies zoals ik van een muzikant met de staat van dienst van Jack White had verwacht. Erwin Zijleman


20 april 2012

Alabama Shakes - Boys & Girls

In Groningen hebben we Noorderslag, in Austin, Texas, hebben ze South By Southwest (SXSW). Wie op Noorderslag indruk maakt doet het goed in Nederland, wie in Austin imponeert staat wereldwijd in de spotlights. Ik heb inmiddels flink wat verslagen van de 2012 editie van SXSW gelezen en het is steeds dezelfde naam die opduikt wanneer het gaat om de ontdekking van dit jaar: Alabama Shakes. De band uit Athens, Alabama, schijnt vooral op het podium een ware sensatie te zijn, maar ook de eerste plaat van de band, Boys & Girls, mag er zijn. Op haar debuut maakt de band southern soul zoals die een paar decennia geleden ook al werd gemaakt in het zuiden van de Verenigde Staten in het algemeen en rond het eveneens in Alabama gelegen Muscle Shoals in het bijzonder. Boegbeeld van de band is zangeres Brittany Howard, die in haar grote teen al meer soul heeft dan menig R&B zangeresje in haar hele lijf. Boys & Girls doet me wel wat denken aan de muziek van Sharon Jones & The Dap Kings, maar door de invloeden uit de rock ’n roll en blues heeft het ook wel wat van Janis Joplin in haar beste dagen of van de helaas nooit echt doorgebroken band Detroit Cobras. Vernieuwend is de muziek van Alabama Shakes zeker niet, maar wat komt er een hoeveelheid passie en soul uit de speakers wanneer je Boys & Girls in de cd speler doet. De grote kracht van de plaat schuilt in de eenvoud van de muziek van de band. Alabama Shakes maakt rauwe en ongepolijste soul vol invloeden uit de blues en rock ’n roll. De band speelt al de pannen van het dak, maar wanneer Brittany Howard haar strot open trekt weet je niet wat je overkomt. De plaat duurt maar net een half uur, maar komt aan als een mokerslag. Boys & Girls wordt door alle media aandacht zwaar gehyped en dat is jammer. Alabama Shakes heeft wat mij betreft geen debuut afgeleverd dat de soulmuziek gaat veranderen en heeft ook geen plaat gemaakt die zich kan meten met de groten uit het genre. Boys & Girls van Alabama Shakes is gewoon een lekkere rauwe soulplaat, die iedere draaibeurt tot een feestje maakt. Is dat genoeg om de plaat uit te roepen tot krent uit de pop? Ja, wat mij betreft wel, al is het maar vanwege de imponerende strot van voormalig postbezorger Brittany Howard. Erwin Zijleman




I.M. Levon Helm (1940-2012)

Gisteren overleed op 71-jarige leeftijd Levon Helm. Levon Helm stond aan de wieg van één van de beste en meest invloedrijke bands uit de geschiedenis van de Amerikaanse popmuziek: The Band. Hiernaast maakte hij een indrukwekkende stapel soloplaten en speelde hij mee op menig klassieker uit de geschiedenis van de popmuziek. Levon Helm kampte al geruime tijd met ernstige gezondsheidsproblemen, maar bleef muziek maken. Dat leverde vorig jaar de prima live-plaat Ramble At The Ryman op. Nog veel indrukwekkender was het in 2009 verschenen Electric Dirt. Als eerbetoon aan een van de grootheden uit de geschiedenis van de popmuziek publiceer ik de recensie van Electric Dirt nog een keer. Helaas heeft de in 2009 voorspelde tweede jeugd van Levon Helm niet al te lang geduurd. Zijn muzikale erfenis is er niet minder groot en indrukwekkend om. Erwin Zijleman



De carrière van Levon Helm bestrijkt inmiddels zes decennia en kent hoge pieken en misschien nog wel diepere dalen. Helm is vooral bekend geworden als drummer van The Band, speelde vervolgens als sessiemuzikant met de groten der aarde, maar heeft ook een aantal soloplaten op zijn naam staan. Soloplaten waarvan American Son uit 1980 nog altijd de beste is, al was het twee jaar geleden na een pauze van 25 jaar verschenen Dirt Farmer verrassend sterk. Dirt Farmer volgde op een lange strijd met keelkanker die Levon Helm bijna fataal werd en liet een aantal op bijzonder doorleefde en vaak ook wat breekbare wijze vertolkte covers en traditionals horen. Het nu verschenen Electric Dirt ligt deels in het verlengde van Dirt Farmer, maar is uiteindelijk toch een totaal andere plaat. Wanneer Electric Dirt wordt vergeleken met Dirt Farmer valt op dat Levon Helm aanmerkelijk beter is gaan zingen. Waar zijn stem op Dirt Farmer onherstelbaar leek aangetast door zijn ziekte, klinkt Levon Helm op zijn nieuwe plaat weer ouderwets goed. Natuurlijk is zijn stem in de loop der jaren aan slijtage onderhevig geweest, maar dit komt de emotie in zijn stem alleen maar ten goede. Ook in muzikaal opzicht is Electric Dirt een andere plaat dan Dirt Farmer. Waar Levon Helm zich op Dirt Farmer voornamelijk beperkte tot traditioneel aandoende rurale folk, bestrijkt hij op Electric Dirt een veel breder palet. Naast folk uit de Appalachen duiken dit keer ook country, gospel en blues op en in al deze genres kan Levon Helm uitstekend uit de voeten. Ook op zijn nieuwe plaat wordt Levon Helm bijgestaan door een aantal ouwe rotten uit het vak. Muzikanten die feilloos weten hoe je dit soort muziek moet spelen, maar geen moment op de automatische piloot varen. Net als Dirt Farmer bevat Electric Dirt voornamelijk covers, maar dit keer schreef Levon Helm zelf ook twee songs. Songs die overigens behoren tot de hoogtepunten op deze fraaie plaat. Electric Dirt is een plaat die niet eens zo heel ver is verwijderd van de laatste platen van Bob Dylan en doet hier ook nauwelijks voor onder. Het moet genoeg zeggen over de kwaliteit van deze plaat. Levon Helm wordt volgend jaar 70, maar zit met het fraaie Electric Dirt hopelijk nog maar aan het begin van zijn tweede jeugd. Erwin Zijleman


19 april 2012

Patrick Watson - Adventures In Your Own Backyard

Bijna drie jaar na Wooden Arms komt de Canadese singer-songwriter Patrick Watson eindelijk met een nieuwe plaat. Met Wooden Arms en het in 2006 verschenen Close To Paradise wist Watson zowel de critici als een grote groep muziekliefhebbers aan zich te binden. Hierdoor zijn de verwachtingen met betrekking tot zijn nieuwe plaat Adventures In Your Own Backyard bijna onrealistisch hooggespannen, maar na één keer horen durf ik al wel te concluderen dat Patrick Watson deze verwachtingen met gemak waar gaat maken. Adventures In Your Own Backyard opent met klassiek aandoende pianoklanken en ijle zang, maar aan het eind van de song zorgen strijkers en Mexicaanse trompetten alsnog voor een flinke uitbarsting. De prachtige en vaak bijzonder rijke orkestratie is wat mij betreft hetgeen dat het meest opvalt bij eerste beluistering van Adventures In Your Own Backyard. In de meeste tracks wordt flink uitgepakt, maar hiertegenover staan altijd bijzonder ingetogen en zelfs bijna breekbare passages, wat de plaat flink wat dynamiek geeft. Watson kiest hierbij gelukkig voor steeds andere vormen. De ene keer grijpt hij naar strijkers, de volgende keer naar rammelende percussie of scherpe gitaarlijnen, maar de trukendoos blijft ook wel eens dicht. Ook de stem van Patrick Watson is op Adventures In Your Own Backyard zeer veelzijdig. Zijn stem is in het verleden vooral vergeleken met die van Jeff Buckley, Antony Hegarty en Nick Drake, maar inmiddels heeft Patrick Watson toch vooral een eigen geluid. Watson kan op Adventures In Your Own Backyard zachtjes fluisteren, maar ook flink uithalen, waarbij hij ook de hoge noten fraai weet te raken. Vergeleken met de vorige twee platen laat Adventures In Your Own Backyard de nodige groei horen. Watson heeft de tijd genomen voor zijn vierde plaat (zijn in 2003 verschenen debuut Just Another Ordinary Day werd nauwelijks opgemerkt) en dat is een wijs besluit. Vrijwel alle songs op de nieuwe plaat van Patrick Watson zitten ongelooflijk knap in elkaar en verrassen keer op keer door de bijzondere arrangementen en tempowisselingen. Patrick Watson zoekt op Adventures In Your Own Backyard nadrukkelijk de grenzen op met songs die beginnen bij sobere en intieme folk, maar meer dan eens eindigen bij klassieke muziek, filmmuziek of zelfs bijna kitsch. In tegenstelling als veel van zijn soortgenoten weet Patrick Watson de orkestratie echter goed te doseren. Van overdaad is op Adventures In Your Own Backyard vrijwel nergens sprake, waardoor de schoonheid domineert. Adventures In Your Own Backyard is uiteindelijk niet alleen een plaat vol muzikale hoogstandjes, maar het is ook nog eens een plaat die op de achtergrond heerlijk voortkabbelt, wat gezien alle creatieve uitbarstingen een prestatie van formaat is. Patrick Watson overtreft hierdoor met Adventures In Your Own Backyard zijn vorige twee platen en dat is knap. Heel knap. Schrijf maar alvast op voor de jaarlijstjes. Erwin Zijleman




18 april 2012

Oberhofer - Time Capsules II

Bij de naam Oberhofer dacht ik om uiteenlopende redenen niet onmiddellijk aan goede muziek, maar het debuut van de band uit Brooklyn, New York, had uiteindelijk niet veel tijd nodig om me te overtuigen. Oberhofer is de band rond de piepjonge Amerikaan Brad Oberhofer, die voor de productie van debuut Time Capsules II niemand minder dan levende legende Steve Lillywhite wist te strikken. Lillywhite is vooral bekend van zijn werk voor The Simple Minds en U2, maar hij tekende ook  voor de productie van paradepaardjes van onder andere XTC, Big Country, The La’s, Morrissey, Talking Heads en redelijk recent She & Him. Lillywhite trok voor de productie van het debuut van Oberhofer alles uit de kast, wat van Time Capsules II een behoorlijk overweldigende plaat maakt. Time Capsules II opent met stemmige pianoklanken, maar evolueert wanneer de eerste vocalen opduiken al snel in een behoorlijk bombastische track die ook van de hand van The Arcade Fire had kunnen zijn. Ook de tracks die volgen hebben het grootse geluid van The Arcade Fire, al doet Oberhofer in deze tracks in muzikaal opzicht meer denken aan veel van de bands die Steve Lillywhite in de jaren 80 naar grote hoogten wist te tillen, zeker wanneer de belletjes opduiken die op U2’s Boy heel lang geleden zo’n belangrijke rol speelden en het gitaarwerk herinnert aan de muren die Big Country ooit optrok. Het blijft zeker niet bij deze invloeden want Brad Oberhofer blijkt van vele markten thuis en bindt net zo makkelijk invloeden van The Beach Boys en Pavement als invloeden van Pulp en The Ramones aan de zegekar. Ondanks de overvolle arrangementen en de muur van geluid (Phil Spector is er vast jaloers op) die Steve Lillywhite in de meeste tracks opbouwt, maakt Oberhofer uiteindelijk de meeste indruk met stekelige maar betrekkelijk rechttoe rechtaan popliedjes. Het zijn popliedjes die door alle versieringen wel anders en vooral frisser en origineler klinken dan de gemiddelde popsong, maar desondanks kun je ze na een keer horen meezingen. Ik kan ze inmiddels stuk voor stuk meezingen en moet toegeven dat Time Capsules II van Oberhofer inmiddels heel vaak in mijn cd speler is te vinden en vooralsnog alleen maar wint aan originaliteit en kracht. Brad Oberhofer manifesteert zich op het debuut van zijn band als een bijzonder getalenteerd en avontuurlijk songwriter, die in heel veel genres uit de voeten kan. De bijna overdadige maar tegelijkertijd bijzonder trefzekere arrangementen en de volle maar wonderschone productie van Steve Lillywhite maken het helemaal af. Dat we van Oberhofer nog heel veel gaan horen is wat mij betreft zeker, maar ook over het antwoord op de vraag of deze plaat uiteindelijk gaat behoren tot de smaakmakers van 2012 heb ik geen twijfels. Heerlijke plaat vol zonnestralen. Erwin Zijleman




17 april 2012

Hannah Cohen - Child Bride

Hannah Cohen komt uit een muzikale familie (waarin overigens geen Leonard voor komt) en kreeg het maken van muziek daarom met de paplepel ingegoten. Desondanks zocht Hannah haar geluk in eerste instantie in de wereld van de fotomodellen om vervolgens over te stappen naar de andere kant van de lens en als fotograaf aan het werk ging. In beide gevallen kreeg ze te maken met de New Yorkse muziekscene, waarin ze nu dan eindelijk ook als muzikant participeert. Het debuut van Hannah Cohen luistert naar de naam Child Bride en is een erg mooie plaat geworden. Hannah Cohen ziet er niet alleen uit als een engeltje, maar zingt ook zo, wat Child Bride een betoverende en rustgevende werking geeft. De sobere maar bijzondere stemmige akoestische instrumentatie versterkt dit effect alleen maar. Child Bride zal in de meeste gevallen in het hokje folk worden gepropt, maar dat dekt de lading maar ten dele. Toen Hannah Cohen onlangs zelf naar een etiket voor haar muziek werd gevraagd antwoordde ze "My music is for unicorns. It is in the sad unicorn genre", dus daar hou ik voorlopig maar aan vast. In het "sad unicorn" genre staan eenvoud en intimiteit centraal en wordt een flinke dosis melancholie niet geschuwd.  Veel van de songs op Child Bride moeten het doen met zacht akoestisch gitaar getokkel en de werkelijk prachtige zang van Hannah Cohen, die afwisselend aan Feist, Hope Sandoval, Alessi’s Ark en Beth Orton doet denken, maar met name in de wat triestige popliedjes excelleert met hartverscheurend mooie en indringende klanken. De eenvoudige en intieme akoestische klanken op Child Bride worden op bijzonder subtiele wijze omgeven door muzikale bijdragen van een aantal oudgedienden uit de New Yorkse muziekscene, die de mooie popliedjes van Hannah Cohen verder inkleuren met strijkers, blazers (waaronder hele mooie klarinet klanken) en piano. Dat Child Bride ondanks alle muzikale bijdragen zo intiem en breekbaar klinkt, is de verdienste van producer Thomas Bartlett, oftewel Doveman, die eerder werkte met onder andere The National, Antony & The Johnsons en Julia Stone en bovendien een viertal prachtige platen maakte onder zijn eigen naam (waarvan ik met name The Acrobat uit 2005 van harte kan aanbevelen). Het contrast tussen de eenvoud van het gitaarspel en de zang van Hannah Cohen en de knap in elkaar stekende arrangementen en productie van Doveman geven Child Bride een geheel eigen geluid. Dat is op zich nog niet voldoende om een onderscheidend debuut te maken, maar Hannah Cohen blijkt ook nog eens een begenadigd songwriter, die bovendien kan rekenen op de hulp van de ondergewaardeerde maar zeer getalenteerde songsmid Sam Amidon, wiens voorlopige meesterwerk I See The Sign twee jaar geleden werd besproken op deze BLOG. Alle reden dus om Child Bride van Hannah Cohen te scharen onder de veelbelovende debuten van 2012.  Binnen het "sad unicorn" genre ga ik nog wat verder en beschouw ik Child Bride nu al als meesterwerk en klassieker. Erwin Zijleman


16 april 2012

Loudon Wainwright III - Older Than My Old Man Now

Loudon Wainwright III maakt inmiddels ruim 40 jaar platen, maar is voor veel muziekliefhebbers nog altijd relatief onbekend. Ook in mijn platenkast is het rijtje Loudon Wainwright III aanzienlijk smaller dan dat van zijn kinderen Martha en Rufus. Waar het aan ligt weet ik niet, want als ik een plaat van de oude Wainwright in handen krijg ben ik altijd onder de indruk (het laatst volgens mij met het prachtige Strange Weirdos uit 2007). Hoogste tijd dus om na Rufus, Martha en Lucy ook eens een plaat van Loudon te bespreken op deze BLOG. Onlangs verscheen Older Than My Old Man Now; als ik goed geteld heb zijn 21e studioplaat . Older Than My Old Man Now is een bijzonder persoonlijke plaat waarop Loudon Wainwright III terugkijkt op zijn leven. Ook het aanvaarden van de sterfelijkheid van de mens speelt een belangrijke rol op de maar liefst 15 songs tellende plaat. Loudon werd geconfronteerd met de dood door het overlijden van de moeder van Rufus en Martha (Kate McGarrigle, van wie ik overigens ook meer platen in de kast heb staan dan van Loudon) en heeft inmiddels een leeftijd bereikt (65) die zijn vader nooit wist te bereiken. Loudon Wainwright III kijkt op Older Than My Old Man Now niet alleen vooruit naar de uiteindelijk onafwendbare dood, maar blikt ook terug op een leven met hoge toppen maar nog diepere dalen. Het levert een emotionele plaat op die je eigenlijk alleen maar diep kan raken. Older Than My Old Man Now is in muzikaal opzicht een hele gevarieerde plaat. Wainwright opent met een portie dampende rhythm & blues, maar schotelt de luisteraar op de rest van de plaat net zo makkelijk folk, jazz en blues als honky tonk of een wals voor. Zijn teksten zijn, net als die van bijvoorbeeld Randy Newman (op wie Wainwright wel wat lijkt als hij zich op de piano begeleidt), vlijmscherp, maar zitten ook vol humor, wat het er bij pakken van het boekje met de teksten absoluut rechtvaardigt. Hoewel Older Than My Old Man Now een persoonlijke en introspectieve plaat is, heeft Loudon flink wat muzikale vrienden uitgenodigd voor zijn 21e studioplaat, onder wie kinderen Martha, Lucy, Rufus en de minder bekende Lexie, ex-vrouwen Suzzy Roche en Ritamarie Kelly, stergitarist John Scofield en zelfs Dame Edna (die helaas grotendeels verantwoordelijk is voor het enige smetje op de plaat). Kate McGarrigle kon helaas niet meer van de partij zijn, maar tekent samen met Loudon wel voor de mooiste track op de plaat, het emotievolle Over The Hill. Dankzij de gevarieerde instrumentatie, de uiteenlopende genres die worden bestreken en de vocale bijdragen van zijn dierbaren, is Older Than My Old Man Now op het eerste gehoor een betrekkelijk lichte plaat, die pas aan kracht wint wanneer je je verdiept in de persoonlijke teksten. Of ik Loudon Wainwright III na deze plaat definitief ga omarmen durf ik niet te voorspellen, maar net als een aantal van zijn voorgangers is Older Than My Old Man Now een plaat die zich kan meten met de platen van de concurrentie. Op een moment dat de meeste muziekliefhebbers reikhalzend uitkijken naar de aangekondigde nieuwe platen van Martha en Rufus, brengt vader Loudon bijna onopgemerkt een plaat uit die wel eens een stuk beter zou kunnen zijn. Het is kennelijk het trieste lot van deze gelouterde muzikant. Erwin Zijleman


15 april 2012

Great Lake Swimmers - New Wild Everywhere

De Canadese band Great Lake Swimmers bestaat inmiddels een jaar of negen en heeft in deze periode vijf studioplaten gemaakt. De eerste vier waren van een erg hoog niveau en de laatste van het stel, het in 2009 verschenen Lost Channels, kreeg volkomen terecht een plekje op deze BLOG. De vijfde, het onlangs verschenen New Wild Everywhere, viel me in eerste instantie eerlijk gezegd wat tegen, maar na enige gewenning vind ik het toch weer een echte krent uit de pop. De vijfde plaat van Great Lake Swimmers viel me in eerste instantie wat tegen omdat de plaat wat toegankelijker en wat meer uptempo is dan zijn voorgangers. Hiernaast koos de band uit Toronto dit keer voor het opnemen van haar muziek in een gewone studio, terwijl het gebruik van bijzondere locaties (als kastelen, kerken en boerenschuren) de platen van Great Lake Swimmers in het verleden altijd een bijzondere sfeer gaf. Het zijn verschillen die bij eerste beluistering in het oor springen, maar zeker wanneer je de plaat wat vaker hebt gehoord is New Wild Everywhere toch weer een echte Great Lake Swimmers plaat. De Canadezen maken ook op hun vijfde studioplaat weer uiterst stemmige Americana met voornamelijk invloeden uit de folk en de country. Het is muziek met flink wat elementen uit het verleden (Nick Drake, Neil Young, CSN, Gram Parsons, Red House Painters) maar belegen klinkt de muziek van de Canadezen geen moment. New Wild Everywhere heeft weliswaar niet het sobere en soms bijna verstilde karakter van zijn voorgangers, maar is nog altijd een sobere en vooral stemmige plaat. Met de muziek van de Great Lake Swimmers op de achtergrond draait de wereld even wat minder snel en is er tijd voor bezinning. De band maakt nog altijd eenvoudige maar prachtig verzorgde muziek, waarin de muzikale accenten altijd zeer subtiel, maar bijzonder trefzeker zijn. De wat meer uptempo songs klinken in eerste instantie misschien wat gewoontjes, maar ook dit blijken als snel de (langzaam richting The Jayhawks opschuivende) kunststukjes die we van de band rond Tony Dekker verwachten. De stem van Dekker ligt nog altijd erg lekker in het gehoor en hetzelfde geldt eigenlijk voor de grotendeels akoestische instrumentatie waarin de pedal steel, banjo en violen moeten zorgen voor de versieringen. In het begin was ik zoals gezegd niet zo heel positief over New Wild Everywhere, maar inmiddels is het een plaat die steeds weer in de cd speler is te vinden en vooralsnog aan kracht blijft winnen. Liefhebbers van het uiterst sobere geluid uit de beginjaren van de band vinden het waarschijnlijk net wat te gepolijst, maar geef de plaat een kans en je zult zien dat de ene na de andere song je dierbaar wordt. Ik ben weer om en koester ook de vijfde van de Great Lake Swimmers als een muzikaal en rustgevend sieraad. Erwin Zijleman




13 april 2012

Graham Coxon - A+E

In Nederland is A+E van voormalig Blur-gitarist Graham Coxon nogal lauwtjes ontvangen. Dat geldt eigenlijk voor alle soloplaten die Graham Coxon sinds zijn vertrek uit Blur heeft gemaakt. Omdat ook de Britse muziekpers de laatste jaren niet overdreven positief was over de soloverrichtingen van Graham Coxon, had ik A+E tot dusver op de stapel laten liggen, maar na een aantal hele positieve recensies in de Britse kwaliteitsbladen was ik toch voldoende nieuwsgierig om de plaat eens in de cd speler te stoppen. Een wijs besluit want A+E is een intrigerende plaat met een aantal geweldige songs. Net als op zijn vorige platen doet Graham Coxon op A+E vooral zijn eigen dingen. Dat varieert dit keer van lekker gruizige rockliedjes zoals Blur die in hun beste dagen maakten tot flink wat experimenten met elektronica, uptempo ritmes en invloeden uit de Krautrock. Graham Coxon laat ook op A+E weer horen dat hij beschikt over een uniek en bijzonder herkenbaar gitaargeluid, maar wat vooral opvalt is de hoeveelheid invloeden die de Brit dit keer in zijn muziek weet te verwerken. Het zijn niet altijd de meest licht verteerbare invloeden die Graham Coxon op A+E verwerkt, maar desondanks laat de plaat zich beluisteren als een perfecte popplaat, wat veel zegt over de songwriting skills van de Brit. A+E doet meer dan eens denken aan Blur’s 13, maar heeft minstens evenveel raakvlakken met de muziek van Bowie’s Berlijnse trilogie, de inspiratiebronnen van Bowie in deze jaren (Neu!, Can) en de hoogtijdagen van de Britse postpunk (Joy Division). A+E is een heerlijk eigenwijze plaat met een opvallend donker en dreigend geluid, maar ondanks alle experimenten en het rauwe gitaarwerk verliest Graham Coxon het perfecte popliedje geen moment uit het oog, waardoor alle songs op A+E lekker blijven hangen. A+E is een plaat die alleen al respect verdient vanwege de eigenzinnige en compromisloze wijze waarop Graham Coxon muziek maakt, maar wanneer na een paar keer luisteren blijkt dat de songs op A+E met geen mogelijkheid uit je hoofd te krijgen zijn en de plaat bovendien iedere keer weer naar nog veel meer smaakt, rechtvaardigt zich de conclusie dat Graham Coxon een plaat heeft gemaakt die moet worden gerekend tot de boeiendste en beste platen van het moment. Graham Coxon heeft misschien de naam een flierefluiter te zijn die zijn energie bij voorkeur steekt in feestjes en drank, maar op A+E manifesteert hij zich vooral als een geweldig muzikant, die een plaat heeft gemaakt die nog wel eens tot ongekende hoogten kan doorgroeien. Ik had zelf ook geen meesterwerk verwacht van Graham Coxon, maar met A+E heeft hij er echt een gemaakt. Vergeet alle bloedeloze recensies, maar onderga deze plaat zelf. Grote kans dat je net zo onder de indruk bent als ik. Erwin Zijleman




12 april 2012

Kris Berry - Marbles

De naam Kris Berry zingt al een tijdje rond. De op Curaçao geboren zangeres debuteerde vorig jaar met een veelbelovende en goed ontvangen EP, die haar onder andere een plekje op North Sea Jazz opleverde. Vorige week verscheen dan eindelijk haar langverwachte debuut Marbles en dit debuut heeft tot dusver niet te klagen over aandacht in de media. Daar valt helemaal niets op af te dingen, want Marbles is een hele overtuigende plaat. Marbles krijgt het labeltje jazz opgeplakt en dat is inderdaad een belangrijk bestanddeel van de muziek van Kris Berry. Marbles is voorzien van een bijzonder geluid dat het ene moment degelijk en ouderwets en het volgende moment fris en modern klinkt. Het doet af en toe wel wat denken aan de muziek waarmee Caro Emerald momenteel de wereld verovert, maar waar ik niet zo heel veel heb met de muziek van Caro Emerald weet Kris Berry me met Marbles vol te raken. Marbles is een plaat met jazzy popliedjes die niet alleen opvallen door de bijzondere instrumentatie, maar vooral ook door de warme en soepele stem van Kris Berry. Kris Berry is zo’n zangeres die eigenlijk alles kan zingen, maar in het jazzy segment komt haar stem wel heel goed tot zijn recht. Marbles is al snel de plaat waar Norah Jones momenteel van droomt, maar het is ook een plaat die buiten de gebaande paden van de jazz durft te treden en je net zo makkelijk nachtclub jazz als een indringende ballad, een bluesy track of muziek met Latijns Amerikaanse en Caribische invloeden voorschotelt. In muzikaal opzicht vind ik vooral het gitaarwerk indrukwekkend (zeker in de lome tracks), maar ook de opzwepende percussie en de subtiel toegevoegde strijkers en blazers dragen nadrukkelijk bij aan het indrukwekkende geluid op de plaat, dat nog wat extra impact krijgt door de prachtige mix van Jerry Boys die eerder met onder andere de Buena Vista Social Club en Ry Cooder werkte.  Kris Berry heeft op Marbles maar een paar noten nodig om je in te palmen, maar de plaat wordt vervolgens alleen maar mooier en indrukwekkender. Marbles klinkt, mede door de hele knappe popsongs die Kris Berry schrijft, als een plaat die je al jaren kent, maar het is ook een plaat vol spanning en avontuur die je op het puntje van de stoel houdt en je steeds weer weet te verrassen. Dat Kris Berry met Marbles Nederland gaat veroveren is na alle media-aandacht bijna zeker, maar Marbles is als je het mij vraagt een plaat met veel meer potentie. Marbles van Kris Berry schaart zich met speels onder de meest indrukwekkende debuten van 2012, nationaal maar ook internationaal. Dat het hiernaast ook nog eens een verdomd lekkere plaat is voor werkelijk alle momenten is alleen maar mooi meegenomen. Erwin Zijleman




11 april 2012

The Civil Wars - Barton Hollow

Barton Hollow van The Civil Wars verscheen ongeveer een jaar geleden en is me tot dusver volledig ontgaan. Dat is wonderlijk, want het Amerikaanse man-vrouw duo maakt niet alleen het soort muziek waar ik van hou, maar wist met haar debuut ook nog eens twee Grammy’s in de wacht te slepen en dat is niet niks. Mede dankzij dit succes is Barton Hollow onlangs eindelijk in Nederland verschenen en direct maar in een versie met een zestal bonus-tracks. Dit keer heb ik de plaat gelukkig wel opgepikt en al na één keer horen uitgeroepen tot onbetwiste krent uit de pop. The Civil Wars bestaat uit de uit California afkomstige Joy Williams en de uit Alabama afkomstige John Paul White. De twee kwamen elkaar ooit tegen in Nashville en maken sindsdien muziek. Het is muziek waarin alles draait om de prachtige stemmen van het tweetal. Barton Hollow bevat vooral ingetogen akoestische songs op het snijvlak van folk en country. Het zijn songs die redelijk dicht bij de Nashville tradities blijven, al is Barton Hollow zowel in muzikaal als in vocaal opzicht een stuk spannender dan de meeste platen die in Nashville worden gemaakt. In muzikaal opzicht valt het debuut van Barton Hollow op door het bijzonder lage tempo en de wat donkere ondertoon van de muziek, maar The Civil Wars trekt toch de meeste aandacht door de stemmen van Joy Williams en John Paul White. Beiden kunnen fluisterzacht zingen, maar ook fors uithalen, wat Barton Hollow flink wat dynamiek geeft. Met name de stem van Joy Williams is er een die bij mij garant staat voor kippenvel, zeker wanneer ze zingt met lichte snik, maar het is de ondersteuning van John Paul White die haar stem naar een hoger plan tilt. Of, om AllMusic.com te citeren: "Joy Williams and John Paul White aren’t a couple, but they certainly sound like they’re in love". In muzikaal opzicht doet Barton Hollow heel af en toe wel wat denken aan het inmiddels legendarische Raising Sand van Alison Krauss en Robert Plant (dat destijds overigens maar één Grammy binnenhaalde), maar de overeenkomsten tussen de twee platen moeten niet overdreven worden. De stemmen van Joy Williams en John Paul White klinken niet alleen totaal anders dan die van Alison Krauss en Robert Plant, maar ook in muzikaal opzicht slaan de twee duo’s verschillende wegen in. Barton Hollow is een van de meest ontspannen platen die ik de laatste tijd heb gehoord. The Civil Wars maakt muziek die je dwingt om even flink gas terug te nemen en dat voelt heerlijk. Er zijn niet heel veel muzikanten die met songs als die van The Civil Wars 18 tracks lang de aandacht vast weten te houden, maar het kost Joy Williams en John Paul White geen enkele moeite. Illustratief is in dit kader bonustrack Billie Jean, waarin The Civil Wars de wereldhit van Michael Jackson op imponerende wijze terugbrengen tot de essentie. Dat Barton Hollow van The Civil Wars vorig jaar niet in mijn jaarlijstje stond onderstreept de onzin van jaarlijstjes. Of ik dit jaar nog een lijstje maak weet ik dan ook niet, maar als ik er een maak stat Barton Hollow van The Civil Wars absoluut op een ereplek. Erwin Zijleman




10 april 2012

M. Ward - A Wasteland Companion


De uit Portland, Oregon, afkomstige singer-songwriter M. Ward (voluit Matthew Stephen Ward) speelde de afgelopen tien jaar op flink wat platen van bands uit Tucson, Arizona, waaronder Giant Sand en Calexico, maakt(e) deel uit van de "supergroep" Monsters Of Folk en maakte een half dozijn uitstekende maar voornamelijk in kleine kring opgepikte soloplaten (waarvan Transistor Radio uit 2005 en Post-War uit 2006 wat mij betreft de beste zijn). Het bekendst is M. Ward echter van zijn samenwerking met actrice/zangeres Zooey Deschanel met wie hij als She & Him twee geweldige platen (Volume One en Volume Two) en een op zijn minst aardige kerstplaat (A Very She & Him Christmas) maakte. De platen van She & Him waren in tegenstelling tot zijn soloplaten bijzonder toegankelijk en leverden ook nog eens het succes op dat zijn solowerk meestal moest ontberen. Een ieder die op basis van dit succes had verwacht dat M. Ward ook solo met wat toegankelijkere muziek op de proppen zou komen, komt echter bedrogen uit. Op een enkele uitzondering na (met de samen met Zooey Deschanel gemaakte kauwgomballenpop van Sweetheart als meest aansprekende voorbeeld) is ook A Wasteland Companion gelukkig weer een echte M. Ward plaat geworden. Dat betekent direct dat ook A Wasteland Companion weer geen makkelijke plaat is geworden. M. Ward kan venijnig uit de hoek komen met wat stekelige songs, maar kan ook volledig in zijn schulp kruipen en op de proppen komen met bijna verstilde songs. Het zijn de songs die we kennen van zijn vorige platen, al blijft M. Ward ook op A Wasteland Companion weer zijn grenzen verleggen. Het succes van She & Him heeft M. Ward niet veranderd, maar biedt hem wel nieuwe mogelijkheden. Zo duiken op A Wasteland Companion flink wat muzikanten van naam en faam op, onder wie naast oude getrouwen Howe Gelbe en de al eerder genoemde Zooey Deschanel leden van onder andere Bright Eyes, Sonic Youth, Dr. Dog en Devotchka en topproducer John Parish (bekend van onder andere PJ Harvey). Ondanks het grote aantal muzikanten (18) dat op de plaat is te horen en het brede scala aan instrumenten dat uit de kast is getrokken, is A Wasteland Companion voor een groot deel een uiterst sobere plaat, waarop M. Ward's getokkel op de gitaar en zijn mooie warme maar ook wat rasperige stem het geluid voor een belangrijk deel bepalen. M. Ward is nog altijd een muzikale duizendpoot die put uit 50 jaar muziekgeschiedenis en hier vervolgens op bijzondere wijze zijn eigen dingen mee doet. Net als bij alle andere platen van M. Ward wil het kwartje bij mij nog niet altijd vallen, maar ik heb er het volste vertrouwen in dat dit op zeer korte termijn gaat gebeuren. Iedereen heeft wel een lijstje met muzikanten die eigenlijk geen slechte plaat kunnen maken. M. Ward staat bij mij al een jaar of tien op dit lijstje en stelt me ook met A Wasteland Companion weer niet teleur. Erwin Zijleman

09 april 2012

Justin Townes Earle - Nothing's Gonna Change The Way You Feel About Me Now

Dat Justin Townes Earle de zoon is van Steve Earle en zijn middelste naam te danken heeft aan zijn vader’s mentor Townes van Zandt mag inmiddels als bekend worden beschouwd. Dat de jonge Earle telg inmiddels drie bescheiden meesterwerken heeft gemaakt, is helaas veel minder bekend. The Good Life (2008), Midnight At The Movies (2009) en Harlem River Blues (2010) behoren als je het mij vraagt tot het beste dat de Amerikaanse rootsmuziek de afgelopen jaren heeft voortgebracht en ook de man’s nieuwe plaat, het deze maand verschenen Nothing's Gonna Change The Way You Feel About Me Now, mag er weer zijn. Justin Townes Earle heeft zich inmiddels in Londen gevestigd, maar nam zijn vierde plaat op in een kerk in North Carolina. De plaat ademt, net als voorganger Harlem River Blues, de sfeer van het Zuiden van de Verenigde Staten maar is ook een stuk veelzijdiger dan deze zo geprezen voorganger. Nothing's Gonna Change The Way You Feel About Me Now werd naar verluid in slechts een dag of vier bijna live opgenomen, maar dat hoor je er niet aan af. Alle songs op de plaat klinken fantastisch, zijn mooi uitgewerkt en in veel gevallen voorzien van verrassende uitstapjes. Justin Townes Earle richtte zich een paar jaar geleden nog vrijwel uitsluitend op country en folk, maar verwerkt inmiddels net zo makkelijk invloeden uit de blues, gospel, jazz, rockabilly en vooral (Memphis) soul in zijn muziek. Earle kampte de afgelopen jaren met meerdere verslavingen (dat zit kennelijk in de familie) en heeft nog steeds een zeer moeizame band met vader Steve. Beide zaken kleuren de teksten op Nothing's Gonna Change The Way You Feel About Me Now en maken van de vierde plaat van Justin Townes Earle een hele emotionele plaat. De jonge Earle klinkt niet alleen geëmotioneerd, maar ook geïnspireerd, wat een serie geweldige songs oplevert. Het zijn songs die hier en daar herinneringen oproepen aan het vroege werk van vader Steve, maar ook Bruce Springsteen, Townes van Zandt, Gram Parsons, Ray LaMontagne en zelfs Johnny Cash duiken hier en daar op als vergelijkingsmateriaal. Het zegt veel over de kwaliteit van de nieuwe plaat van Justin Townes Earle. Nothing's Gonna Change The Way You Feel About Me Now is niet alleen veelzijdiger dan zijn voorganger, maar klinkt in muzikaal opzicht ook een stuk volwassener. De meeste songs steken bijzonder knap in elkaar en verwerken bijna achteloos de meest uiteenlopende invloeden. Omdat Justin Townes Earle ook nog eens beter is gaan zingen en bovendien zijn demonen weet te vangen in messcherpe teksten groeit Nothing's Gonna Change The Way You Feel About Me Now in no time uit tot de beste plaat die Justin Townes Earle tot dusver heeft gemaakt. Iedereen die zijn vorige platen kent weet wat dit betekent voor het niveau van de nieuwe plaat. Abslouut een van de meest aansprekende releases van het moment. Het is dan ook een schande dat we er tot dusver zo weinig over lezen. Erwin Zijleman



08 april 2012

Groundation - Building An Ark

Het lijkt momenteel wel winter en daarom ter compensatie zonnige klanken. Groundation is een band uit California die al een flinke stapel platen op haar naam heeft staan, maar nog niet eerder mijn aandacht wist te trekken. In de openingstrack van Building An Ark doet de band heel even wat je van een band uit California verwacht, maar na een minuutje wordt het vizier gericht op Kingston, Jamaica. Groundation maakt de rest van de plaat onvervalste reggae, die zich slechts hier en daar buiten de gebaande paden begeeft. De reggae purist zal waarschijnlijk zijn neus ophalen voor reggae die niet op Jamaicaanse bodem is gemaakt, maar ik vind Groundation een hele sterke plaat, die zich kan meten met de beste reggae die ik in de kast heb staan (overigens een smal rijtje met vooral Bob Marley, Black Uhuru en Steel Pulse). Building An Ark valt op door lange bijna hypnotiserende tracks die je een klein uur doen denken dat de zomer is begonnen. Het zijn tracks die je niet na een keer horen mee kunt zingen, maar Groundation maakt wel muziek die je onmiddellijk mee weet te slepen. Building An Ark imponeert vooral in vocaal opzicht, de band telt meerdere uitstekende vocalisten, maar ook in muzikaal opzicht bevat Building An Ark het nodige vuurwerk. Met name de blazers, percussie en gitaren dragen flink bij aan het zomerse karakter van de muziek van Groundation, terwijl de piano en het orgeltje je continu proberen te prikkelen met tegendraadse lijnen. In tegenstelling tot de meeste andere niet-Jamaicaanse bands die zich hebben toegelegd op het maken van reggae, kiest Groundation zeker niet voor de makkelijkste weg. Building An Ark bevat geen radiopop met een vleugje reggae, maar lome en betrekkelijk complexe tracks waarin het experiment niet uit de weg wordt gegaan. Het is direct ook de kracht van de plaat. Building An Ark kabbelt op de achtergrond heerlijk voort, maar bevat zoveel onderhuidse spanning dat je op een gegeven moment wel aandachtig moet gaan luisteren, waarna de muziek van Groundation pas echt impact begint te krijgen. Ik heb Building An Ark in eerste instantie vooral gebruikt om de lage gevoelstemperatuur op deze bijna winterdagen wat omhoog te krijgen, maar nadat dat gelukt was ben ik steeds meer onder de indruk gemaakt van de muziek van Groundation. Een zoektocht op Internet leert me dat de nieuwe plaat van de Californische band tot dusver niet al teveel aandacht krijgt en dat is jammer. Groundation maakt op Building An Ark immers hogeschool reggae die ook nog eens heerlijk klinkt. Ik voeg hem met trots toe aan het selectieve rijtje reggae in mijn platenkast. Erwin Zijleman






07 april 2012

Bob Martin - Last Chance Rider

De laatste tijd heb ik in de auto verrassend vaak Last Chance Rider van ene Bob Martin in de cd speler. Het is een plaat die klinkt alsof hij een jaar of veertig geleden is gemaakt en sluit aan bij de muziek van grootheden als Jackson Browne, John Prine, Bob Dylan en Paul Simon, om maar eens een aantal namen te noemen. Last Chance Rider is niet zo oud als de plaat klinkt, want de zoveelste comeback plaat van Bob Martin stamt uit 1982. De Amerikaanse singer-songwriter had er op dat moment al een hele carrière op zitten. Met name in de jaren 70 leek Bob Martin meerdere malen door te breken naar een groot publiek. Hij werd op handen gedragen door zijn collega’s, toerde met de grootheden der aarde in het folkgenre en kon voor zijn platen een beroep doen op de beste muzikanten in de business. Op een of andere manier ging het echter steeds mis met de carrière van Bob Martin en ook Last Chance Rider verdween aan het begin van de jaren 80, ondanks bijzonder lovende kritieken, al heel snel in de uitverkoop bakken. Bob Martin staat ondanks zijn hoge leeftijd (hij is de 70 inmiddels gepasseerd) nog regelmatig op het podium en stond de afgelopen maand op de Nederlandse podia. Een ieder die het net als ik gemist heeft (excuses voor de timing van deze recensie, al is er gelukkig nog één kans) zal het moeten doen met de heruitgave van Last Chance Rider en dat is zeker geen straf. Last Chance Rider is een tijdloze singer-songwriter plaat van een bijzonder hoog niveau. Bob Martin blijft op de plaat relatief dicht bij de kaders van de traditionele folk en country, maar schrijft songs die blijven hangen als popsongs. Dat ligt voor een deel aan de geweldige muzikanten die zijn komen opdraven voor Last Chance Rider, maar ook de aangename stem van Bob Martin en zijn gevoel voor aangename melodieën dragen nadrukkelijk bij aan de kwaliteit van de plaat. Bob Martin komt uit dezelfde stad als Jack Kerouac (Lowell, Massachusetts) en dat hoor je. Net als Kerouac beschikt Bob Martin over een scherpe pen en vertelt hij indringende verhalen over het leven op het Amerikaanse platteland, wat de plaat niet alleen in muzikaal opzicht maar ook in tekstueel opzicht interessant maakt. Gezien het gemak waarmee Last Chance Rider me heeft weten te overtuigen en uiteindelijk zelfs compleet heeft weten te veroveren, is het voor mij een raadsel dat deze plaat zich 30 jaar geleden niet heeft geschaard onder de klassiekers in het genre, maar zo heeft de popmuziek er wel meer. Liefhebbers van tijdloze Amerikaanse singer-songwriter adviseer ik echter nadrukkelijk om naar de plaat te gaan luisteren. Veel betere muziek wordt momenteel immers niet gemaakt in dit genre. Erwin Zijleman


Bob Martin is op Tweede Paasdag (9 april) in de middag nog te zien in Den Herberg in Belfeld. Er kan worden gereserveerd via e-mail: jhgmjacobs@hetnet.nl of telefoon: 077-477 17 18. Promotor Hans Jacobs kan je ook vertellen hoe je in het bezit kunt komen van de prachtige reissue van Last Chance Rider.