31 augustus 2012

Dave Stewart - The Ringmaster General

Dave Stewart dankt zijn bekendheid nog altijd voornamelijk aan het duo dat hij van 1980 tot 1990 vormde met Annie Lennox, maar wanneer je het CV van de Britse muzikant wat nauwkeuriger bekijkt zie je veel meer dan de Eurythmics, want over dat duo heb ik het natuurlijk. Stewart is al vanaf het midden van de jaren 80 actief als producer en werkte met grote namen als Aretha Franklin, Bryan Ferry, Mick Jagger en Tom Petty. Hiernaast maakte hij een aantal soloplaten van wisselende kwaliteit. Na een wat minder actieve periode is Dave Stewart sinds een jaar of twee weer helemaal terug met productiewerk voor onder andere Stevie Nicks en Joss Stone, zijn deelname aan de supergroep Super Heavy en de uitstekende soloplaat The Blackbird Diaries, die precies een jaar geleden verscheen. Op de in Nashville opgenomen plaat werkte Stewart samen met een aantal bekende zangeressen, onder wie Martina McBride, Joss Stone, Stevie Nicks, Colbie Caillat en The Secret Sisters, en verruilde hij zijn tot dat moment vooral Brits aandoende muziek voor een mix van country, blues, folk, soul en rock. The Blackbird Diaries werd, in tegenstelling tot het debuut van Super Heavy, uitstekend ontvangen en daar viel wat mij betreft helemaal niets op af te dingen. Desondanks wordt de plaat nu moeiteloos overtroffen door het nog veel betere The Ringmaster General. The Ringmaster General is op zich een logisch vervolg op The Blackbird Diaries. Ook de nieuwe plaat van Stewart werd opgenomen in de studio van producer John McBride in Nashville met producer Mike Bradford en ook dit keer deed de Brit een beroep op een aantal zangeressen van naam en faam. Ook op The Ringmaster General maakt Dave Stewart tenslotte muziek die rijkelijk put uit de archieven van de Amerikaanse country, blues, folk, soul, rhythm & blues, rock en psychedelica. Naast overeenkomsten hoor ik echter ook de nodige verschillen tussen de twee platen. In muzikaal opzicht zijn Dave Stewart en zijn band nog net wat beter op dreef dan vorig jaar. Met name het veelzijdige gitaarwerk is van hoog niveau en geeft Dave Stewart’s rootsmuziek een geheel eigen kleur. Ook het niveau van de zangeressen ligt dit keer nog wat hoger. Van de zangeressen van vorig jaar is alleen Joss Stone met haar rauwe soulstrot nog van de partij, maar hiernaast geven Alison Krauss (!), Diane Birch, Jessie Baylin en Orianthi act de présence. Wat misschien nog wel het meest opvalt is dat Dave Stewart zelf steeds beter gaat zingen. Zijn stem doet nog altijd wat denken aan die van Bob Dylan, maar heeft dit keer ook een mooie donkere klank die in de buurt komt van een crooner als Nick Lowe. Met een topproducer, een uit een stel gedreven ouwe rotten bestaande band en zangeressen die stuk voor stuk tot de wereldtop behoren, maak je geen slechte plaat, maar omdat Dave Stewart dit keer ook op de proppen komt met fantastische songs, durf ik The Ringmaster General best een meesterwerk te noemen. Het is hiernaast een lekker afwisselende plaat met een aantal fraaie duetten en een aantal net wat eigenzinnigere songs zonder vrouwelijke inbreng. Gezien Dave Stewart’s drukke schema is het verbazingwekkend dat hij binnen een jaar twee zulke goede platen aflevert. Mogelijk zit er nog veel meer in het vat wanneer hij zijn nevenactiviteiten achter zich laat. Ik kan bijna niet wachten. Erwin Zijleman



30 augustus 2012

Elbow - Dead In The Boot

Het uit Manchester afkomstige Elbow heeft inmiddels vijf prachtige platen op haar naam staan, waarvan met name de laatste twee (The Seldom Seen Kid uit 2008 en Build A Rocket Boys! uit 2011) in flink wat jaarlijstjes opdoken. Persoonlijk koester ik vooral The Seldom Seen Kid als één van de beste platen van het afgelopen decennium, maar ook met de andere vier platen van de band is helemaal niets mis. Op de nieuwe plaat van de band zullen we nog wel even moeten wachten (Build A Rocket Boys! is pas een jaar oud en Elbow behoort zeker niet tot de meest productieve bands van het moment), maar om dit net wat makkelijker te maken is deze week de verzamelaar Dead In The Boot (een verwijzing naar de titel van de band’s debuut Asleep In The Back) verschenen. Dead In The Boot verzamelt niet het bekende werk van de band, maar verzamelt alle B-kantjes die Elbow tot dusver uitbracht. Een verzameling B-kantjes is lang niet altijd interessant, maar past als je het mij vraagt uitstekend bij een band als Elbow. In de jaren 60, 70 en 80 was de B-kant van een single de aangewezen plek om eens lekker te experimenteren en dat is precies wat Elbow doet op de tracks op Dead In The Boot. Dat betekent overigens niet dat de songs op Dead In The Boot heel ver verwijderd zijn van de songs op de reguliere platen van Elbow, want ook op deze platen kiest de band maar zelden voor de makkelijkste weg. Net als al het andere werk van Elbow roept ook Dead In The Boot bij mij weer associaties op met de briljante platen die Peter Gabriel aan het begin van de jaren 80 maakte, maar zo langzamerhand is uiteraard ook wel sprake van een typisch Elbow geluid. De meeste songs op Dead In The Boot zijn stemmig en ingetogen (het Tom Waits achtige McGreggor is eigenlijk de enige uitzondering), maar een ieder die de platen van Elbow kent weet dat dit zo nu en dan flink om kan slaan en dat gebeurt dan ook op Dead In The Boot. Dead In The Boot is hierdoor een groot deel van de tijd een plaat waarbij het lekker wegdromen is, maar dat je op een gegeven moment ruw wordt wakker geschud is zeker. De songs op Dead In The Boot bestrijken het grootste deel van de carrière van Elbow en laten mooi horen hoe de band zich de afgelopen 12 jaar heeft ontwikkeld tot één van de interessantste bands die de Britse muziek scene rijk is. Wanneer je geen van de tracks kent (en dat was voor mij het geval) laat Dead In The Boot zich beluisteren als een gloednieuwe Elbow plaat en het is er als je het mij vraagt één die zich kan meten met de rest. Het als een tussendoortje aangekondigde Dead In The Boot is hierdoor stiekem veel meer dan slechts een tussendoortje, maar een volwaardige Elbow plaat. In een tijd waarin meevallers bijzonder schaars zijn, is dit een cadeautje wat niemand kan of mag laten liggen. Ik heb de plaat inmiddels innig omarmd en denk voorlopig niet aan los laten. Erwin Zijleman





29 augustus 2012

Alanis Morissette - Havoc And Bright Lights

Er zijn flink wat mensen die hardnekkig blijven beweren dat Alanis Morissette eigenlijk maar één goede plaat heeft gemaakt.  Daarmee doelen ze uiteraard op haar doorbraakplaat Jagged Little Pill uit 1995; de plaat die volgde op een mislukt en niet opgemerkt debuut (Now Is The Time uit 1992). Met deze bewering doe je Alanis Morissette als je het mij vraagt flink tekort. Het in 1998 verschenen Supposed Former Infatuation Junkie was nauwelijks minder en wat mij betreft constanter dan zijn voorganger en ook platen als Under Rug Swept (2002), So-Called Chaos (2004) en het vier jaar geleden verschenen Flavors Of Entanglement bleven niet al te ver achter bij de plaat waarmee de Canadese singer-songwriter al weer 17 jaar geleden doorbrak naar een groot publiek. Hiertegenover staan een matige Unplugged live-plaat en een totaal overbodige akoestische en bij vlagen tenenkrommende remake van Jagged Little Pill. Laten we het er maar op houden dat akoestisch en Alanis Morissette niet goed samen gaan. De afgelopen jaren was Alanis Morissette vooral in het nieuws dankzij haar flink toegenomen gewicht (de liefhebber vindt op Internet nog een ruime sortering foto’s), maar afgaande op het hoesje om haar nieuwe cd Havoc And Bright Lights past Alanis inmiddels weer in maatje 36. Omdat Havoc And Bright Lights gelukkig geen akoestische plaat is, staat niets een goede Alanis Morissette plaat meer in de weg, of het moet het humeur van de Canadese zijn. Alanis Morissette deed het tot dusver vooral goed met songs waarin ze stevig om zich heen schopte of de frustratie van zich afschreeuwde.  Daar is op Havoc And Bright Lights nauwelijks sprake van. Vergeleken met alle andere platen die Alanis Morissette de afgelopen 20 jaar maakte, is Havoc And Bright Lights een verrassend lichtvoetige en opgewekte plaat. Dat betekent overigens niet dat Alanis Morissette opeens nieuwe wegen in slaat. In muzikaal opzicht borduurt ook Havoc And Bright Lights weer nadrukkelijk voort op Jagged Little Pill. Dat betekent dat Alanis Morissette ook op haar nieuwe plaat weer driftig strooit met lekker in het gehoor liggende popliedjes waarin de ene keer net wat meer gas wordt gegeven en de volgende keer net wat minder. Dit recept is 17 jaar na Jagged Little Pil nauwelijks verrassend meer, maar ik moet zeggen dat de uitvoering dit keer van een bijzonder hoog niveau is. Bijgestaan door de ervaren producer en songwriter Guy Sigsworth (hij werkte eerder met onder andere Madonna, Britney Spears, Bebel Gilberto en Björk) komt Alanis Morissette na een afwezigheid van vier jaar met een verrassend sterke serie songs op de proppen. Het zijn songs die voor een deel teruggrijpen op het jaren 90 geluid waarmee Morissette beroemd werd, maar Havoc And Bright Lights klinkt ook lekker eigentijds met hier en daar wat subtiele invloeden uit de elektronische dansmuziek. Van het dozijn popliedjes dat op deze plaat is te vinden had zeker de helft me direct te pakken en dit aantal groeit. Een unieke plaat als Jagged Little Pill zal Alanis Morissette waarschijnlijk nooit meer maken, maar ik denk niet dat ze ooit zo dichtbij gekomen is als met Havoc And Bright Lights. De plaat behoort hierdoor voor mij tot de grote verrassingen van het muziekjaar 2012. Erwin Zijleman



28 augustus 2012

Anne Soldaat - Anne Soldaat

Anne Soldaat maakte deel uit één van de beste gitaarbands uit de geschiedenis van de Nederlandse popmuziek, Daryll-Ann, maakte een prima plaat met Do-The-Undo en debuteerde drie jaar geleden als soloartiest met het uitstekende In Another Life. De afgelopen anderhalf jaar was Anne Soldaat actief als gitarist in de band van Tim Knol, maar nu krijgt In Another Life gelukkig eindelijk een vervolg. De nieuwe plaat van Anne Soldaat heeft geen titel mee gekregen en dat suggereert meestal dat een muzikant nieuwe wegen in wil slaan of schoon schip wil maken. Dat is bij Anne Soldaat gelukkig niet het geval, want ook op zijn nieuwe plaat doet hij weer wat hij inmiddels al ruim 20 jaar doet: onweerstaanbare gitaarpop maken. De titelloze nieuwe plaat van Anne Soldaat werd net als In Another Life geproduceerd door de Amerikaan Jason Falkner, die vooral bekend is als producer (van onder andere Brendan Benson, Beck en Aimee Mann) en als lid van onder Jellyfish en The Grays, maar die in 1996 met Present Author Unknown ook een briljante soloplaat maakte. Anne Soldaat en Jason Falkner bleken op In Another Life al een uitstekend team en laten horen dat de muzikale chemie tussen de twee nog niet is uitgewerkt. De nieuwe plaat van Anne Soldaat is een lekker afwisselende plaat met aanstekelijke powerpop, zonnige West Coast pop en een aantal mooie en wat meer ingetogen popliedjes. Dat Anne Soldaat een uitstekend gitarist is, is inmiddels wel bekend, maar toch verrast hij me op zijn nieuwe plaat met de ene prachtige gitaarlijn na de andere. Op het Internet roept de nieuwe plaat van Anne Soldaat hier en daar kritische reacties op. De plaat zou wat gezapig klinken en niet meer zo betoveren als het oudere werk van Soldaat. Ik ben het daar niet mee eens. De nieuwe plaat van Anne Soldaat klinkt lekker loom, maar dat is wat anders dan gezapig. Ook over de mate van betovering heb ik niets te klagen. Anne Soldaat is een lekker afwisselende plaat die vooral tijdloze muziek bevat. De plaat neemt je mee op een ontdekkingsreis langs een aantal decennia popmuziek, maar doet veel meer dan het reproduceren van muziek van weleer. Met name in de wat stevigere tracks weet Anne Soldaat te imponeren met zijn gitaarwerk, maar ook in de wat meer gepolijste songs, die me in minstens een aantal van de gevallen doen denken aan Steely Dan, overtuigt Anne Soldaat met speels gemak. Iedereen die na één keer horen nog niet overtuigd is van de kwaliteiten van Anne Soldaat moet deze tweede soloplaat nog maar eens op zetten, want ik vind hem alleen maar leuker worden. Anne Soldaat behoort al ruim 20 jaar tot de smaakmakers van de Nederlandse popmuziek en kan als je het mij vraagt nog minstens net zo lang mee. De platen van Anne Soldaat heb ik het liefst als voorbode van een mooie lente, maar met een heerlijke nazomer is natuurlijk ook niets mis. Erwin Zijleman


27 augustus 2012

The Cosmic Carnival - Change The World Or Go Home

Voor de zomer stond ik al een keer stil bij het fascinerende debuut van The Cosmic Carnival. De plaat kreeg helaas niet de aandacht die het verdiende, maar gelukkig krijgt de band een nieuwe kans. Daarom nogmaals aandacht voor Change The World Or Go Home van The Cosmic Carnival. De Rotterdamse band The Cosmic Carnival won in 2009 de Grote Prijs van Nederland in de categorie pop/rock door onder andere Anni K, Early Adopters, NewAx, The New Shining en Stairs To Nowhere voor te blijven. Om heel eerlijk te zijn: geen van de hierboven genoemde namen zegt me ook maar iets. Ik ben persoonlijk dan ook niet zo’n fan van de Grote Prijs van Nederland en vindt het al jaren een behoorlijk overbodige wedstrijd, die de afgelopen tien jaar eigenlijk alleen in de categorie singer-songwriters blijvend talent heeft opgeleverd (onder wie Lucky Fonz III, Roosbeef, Marien Dorleijn (Moss), Marike Jager, Charlie Dee, Eefje de Visser en Leine; dat is dan weer wel een indrukwekkend lijstje). Met de aanprijzing "winnaar van de Grote Prijs van Nederland 2009" komt The Cosmic Carnival bij mij dan ook niet veel verder en dus moest de muziek van de band me over de streep trekken. De Rotterdammers hebben de afgelopen drie jaar hard gewerkt aan hun debuut Change The World Or Go Home en dat heeft een opvallende en in veel gevallen indrukwekkende plaat opgeleverd. Ondanks mijn weerstand tegen het uitreiken van prijzen, had The Cosmic Carnival er direct bij eerste beluistering van Change The World Or Go Home al één uit mijn handen te pakken: de originaliteitsprijs. The Cosmic Carnival laat zich net als 1001 andere bands beïnvloeden door het rijke muzikale verleden en dan met name door muziek uit de jaren 60 en 70, maar de hoeveelheid invloeden die de Rotterdammers in hun muziek verwerken is behoorlijk uniek en dat geldt ook voor de eigenzinnige draai die ze vervolgens geven aan al deze invloeden. Direct in de eerste track komen al direct een hele rij roemruchte bands uit de jaren 60 voorbij en ben je even terug in de Summer of Love. The Cosmic Carnival is niet vies van een instrumentje meer of minder en pakt ook in vocaal opzicht uit met vaak meerstemmige zang. De muziek van The Cosmic Carnival is door de bijzonder rijke instrumentatie (waarin naast allerlei gitaren ook strijkers, blazers en 60s elektronica opduiken) en de flinke dosis 60 psychedelica en West Coast pop aangevuld met funk, blues, gospel en salsa direct een feestje. Het is een feestje waarop je oren tekort komt. De enorme veelzijdigheid kan uiteindelijk ook in het nadeel van The Cosmic Carnival gaan werken, maar op het debuut is de veelkleurigheid en eigenzinnigheid alleen maar charmant en doeltreffend. The Cosmic Carnival maakt feestmuziek die vooral op het podium geweldig tot zijn recht komt, maar ook op de plaat blijven vrijwel alle songs met gemak overeind en spreken wat mij betreft vooral de songs met invloeden uit de West Coast pop zeer tot de verbeelding. De Rotterdamse band maakt op haar debuut muziek die uitnodigt tot het noemen van namen, maar het zijn er zo veel en ze gaan maar zo kort mee dat het snel een onzinnige bezigheid is. Laat ik het er maar op houden dat vrijwel alle grote bands die er rond 1967 in San Francisco toe deden en de bands die een paar jaar later de Californische westkust pop vorm gaven voorbij komen op Change The World Or Go Home, maar dat ze wel opeens met minstens één been in het heden staan. Alle reden dus om deze bijzondere plaat in huis te halen. Dat kan nu gelukkig ook bij de platenzaak om de hoek. Erwin Zijleman





26 augustus 2012

Bill Fay - Life Is People

Bill Fay is een Britse singer-songwriter die aan het eind van de jaren 60 werd getipt als het Britse antwoord op Bob Dylan en dit onderstreepte met de uitstekende single Some Good Advice. Om uiteenlopende redenen duurde het een aantal jaren voordat zijn officiële debuut verscheen, maar in 1970 lag het titelloze album van Bill Fay dan eindelijk in de winkel. De plaat wist ondanks zijn hoge niveau en de aan Bob Dylan en Nick Drake rakende muziek de obscuriteit niet te ontstijgen en hetzelfde gold eigenlijk voor het een jaar later verschenen Time Of The Last Persecution, waarop Bill Fay voorzichtig opschoof in de richting van een meer folkrock georiënteerd geluid. Laten we het achteraf bezien maar een kwestie van pieken op het verkeerde moment noemen, want met een beetje geluk en wat meer daadkracht van zijn platenmaatschappij had Bill Fay als je het mij vraagt een hele grote kunnen worden. Beide platen uit 1971 kregen onlangs gezelschap van een nieuwe plaat, Life Is People. Ik ging er tot voor kort van uit dat Life Is People afkomstig was van stoffige planken (waar een jaar of tien geleden ook Bill Fay’s nooit verschenen derde plaat Tomorrow Tomorrow and Tomorrow van af kwam), maar het blijkt een gloednieuwe plaat van een singer-songwriter die inmiddels de pensioengerechtigde leeftijd al lang bereikt moet hebben. Het tot stand komen van Life Is People is een mooi verhaal. Bill Fay mocht tot voor kort niet alleen de band Wilco en Nick Cave tot zijn fans rekenen, maar werd ook bewonderd door topproducer Joe Henry, die de platen van Bill Fay kende uit de collectie van zijn vader. Op een gegeven moment besloot Henry de stoute schoenen aan te trekken en ging hij op zoek naar de vergeten singer-songwriter uit de vroege jaren 70. Bill Fay bleek, mede door de steun van Wilco (dat een Bill Fay song heeft toegevoegd aan haar live repertoire), weer in bescheiden mate actief als muzikant en was daarom betrekkelijk eenvoudig te verleiden tot het maken van een nieuwe plaat. Henry riep hiervoor de hulp in van de Britse muzikant Matt Deighton (bekend van Oasis, Paul Weller en het helaas zwaar ondergewaardeerde Mother Earth), die uiteindelijk een prima band wist samen te stellen en bovendien Wilco’s Jeff Tweedy wist te verleiden tot een gastbijdrage. Het heeft uiteindelijk een onverwacht sterke plaat opgeleverd. Life Is People ademt weliswaar de sfeer van het verleden, maar kan ook concurreren met de vele jonge singer-songwriters die momenteel aan de oppervlakte komen. Bij beluistering van Life Is People moest ik in eerste instantie vooral denken aan Bob Dylan (die volgens mij zou tekenen voor een prachtplaat als Life Is People), maar uiteindelijk ook aan Randy Newman en zeker ook Pink Floyd (deels door de vocalen, maar vooral door het licht psychedelische en melancholische geluid op de plaat). Bill Fay heeft misschien een aantal decennia stil gezeten, maar is het schrijven van meeslepende popsongs zeker niet verleerd. Life Is People is een plaat die direct de aandacht weet te trekken, maar stijgt pas tot grote hoogten wanneer je hem meerdere malen hebt gehoord. Eenmaal ingepakt door de schoonheid van de plaat, neemt de impact van de geweldige songs van Bill Fay snel toe, al is het maar door de man’s prachtige stem en de even mooie instrumentatie. Life Is People schaart Bill Fay niet alleen onder de makers van de mooiste singer-songwriter platen van 2012, maar verschaft hem bovendien toegang tot de eregalerij van de grote singer-songwriters. Een onmisbare plaat als je het mij vraagt. Erwin Zijleman





25 augustus 2012

M.C. Hansen - 3

Ook deze zaterdag sta ik weer stil bij een wat obscuurdere parel uit de Amerikaanse rootsmuziek. Dat deze niet per se uit de Verenigde Staten hoeft te komen bewijst de Deense muzikant M.C. Hansen. M.C. Hansen staat al een aantal jaren op de planken als begeleidend muzikant van uiteenlopende Amerikaanse rootsmuzikanten die de oversteek naar Europa wagen, maar hij maakte een paar jaar geleden ook al eens een hele mooie plaat onder zijn eigen naam (Pariah uit 2009). Dat M.C. Hansen als singer-songwriter nog veel meer in zijn mars heeft bewijst hij met het onlangs verschenen 3. De nieuwe plaat van M.C. Hansen is een buitengewoon ambitieus werk geworden dat bestaat uit maar liefst drie cd’s. Dat lijkt misschien wat teveel van het goede, maar dat valt gelukkig erg mee. Sterker nog, na herhaalde beluistering hadden er wat mij betreft ook best vier of vijf cd’s in het doosje mogen zitten. De drie cd’s in het lijvige doosje bevatten deels dezelfde songs, maar klinken zo verschillend dat het lijkt alsof je met platen van drie verschillende bands te maken hebt. Dat klopt ook wel, want M.C. Hansen nam de platen niet alleen op drie verschillende locaties op, maar werkte op deze drie locaties ook met verschillende muzikanten. Laat ik maar met de eerste cd beginnen. Deze eerste cd werd opgenomen in Dalls, Texas, en is de meest traditionele van het stel. M.C. Hansen is op deze plaat vooral te horen als singer-songwriter en maakt muziek die zo lijkt weggelopen uit Nashville. Invloeden uit de country en folk staan centraal, de meeste songs hebben een wat melancholiek tintje en traditionele snareninstrumenten (dobro, pedal steel, mandoline, viool) domineren in de sobere instrumentatie. Het is muziek waarmee je je niet zo heel makkelijk meer kunt onderscheiden van alles wat er al is gemaakt, maar M.C. Hansen blijft vrij gemakkelijk overeind. De Deen is absoluut een getalenteerd songwriter, heeft een aangenaam en doorleefd stemgeluid en zet een smaakvol geluid neer met een belangrijke rol voor het fraaie pedal steel spel en de trefzekere backing vocals van Vanessa Peters. Het doet af en toe wel wat denken aan de muziek van collega Scandinaviër The Tallest Man On Earth, al is de muziek van Hansen wel wat traditioneler en minder gericht op het bereiken van een groot publiek. De tweede cd werd opgenomen in het Deense Fredericia en laat een andere kant van M.C. Hansen horen. Zeven van de tien songs op de tweede cd kwamen ook al voor op de eerste, maar de volgorde is anders. Het blijft niet bij de volgorde, want ook in muzikaal opzicht lijkt de tweede cd nauwelijks op de eerste. De tweede cd werd min of meer live opgenomen met de Deense band van M.C. Hansen en laat een wat steviger rockgeluid horen. Het is een geluid dat me wel wat doet denken aan de muziek van Daniel Lanois. Donker, broeierig, stemmig, rauw; het zijn een aantal steekwoorden die de sfeer op de tweede plaat goed beschrijven. De derde cd is de meest geproduceerde van het stel en wat mij betreft ook de meest ambitieuze. Deze op het Deense eiland Møn opgenomen plaat, bevat atmosferisch klinkende songs die zijn ontdaan van de meeste invloeden uit de rootsmuziek en opvallen door fraaie pianoklanken, heel bijzonder gitaarspel en flink wat experimenteerdrift. Vijf van de zeven songs kennen we al van de eerste twee cd’s, maar ze klinken stuk voor stuk weer totaal anders en zijn bovendien langer uitgesponnen. Ik vind de derde plaat door de avontuurlijke benadering het interessantst, maar begin toch ook zeer gehecht te raken aan de twee andere platen van 3. Een man die zich op zijn website introduceert als "Hello there, my name is M.C Hansen. I travel the world and sing for people" heeft onmiddellijk mijn sympathie, maar deze slaat om in bewondering wanneer je in één klap drie ijzersterke platen aflevert. Direct omarmen deze getalenteerde Deen. Erwin Zijleman

3 ligt in Nederland helaas niet in de winkel, maar is voor 150 Deense kronen (ongeveer 20 euro) te bestellen als digitale download via de website http://www.sentimentalmusic.net/products-page/albums/m-c-hansen-trilogy-3/. De cd kost 200 Deense kronen (ongeveer 26 euro) en wordt gratis verstuurd.

24 augustus 2012

Sean Rowe - The Salesman And The Shark

Magic, de vorige plaat van de Amerikaanse singer-songwriter Sean Rowe, omschreef ik anderhalf jaar geleden als een magische plaat die je compleet van je sokken blaast, waarna ik de plaat uitriep tot onbetwist meesterwerk. Ik stond zeker niet alleen in mijn positieve woorden over de tweede plaat van de Amerikaan. Ook alle gerenommeerde muziektijdschriften in binnen- en buitenland kwamen superlatieven tekort en prezen Magic stuk voor stuk de hemel in. Dat het ondanks meerdere pogingen toch niet echt wilde lukken met de plaat van Sean Rowe (wiens debuut jaren eerder ook al roemloos ten onder ging) blijft voor mij een groot raadsel, maar Sean Rowe is gelukkig niet bij de pakken neer gaan zitten en probeert het gewoon nog een keer met een nieuwe plaat. Om de kans op succes te vergroten is The Salesman And The Shark nog veel beter dan zijn voorganger, wat gezien het niveau van deze voorganger een prestatie van formaat mag worden genoemd. Op The Salesman And The Shark doet Sean Rowe geen wezenlijk andere dingen dan op Magic, maar op alle fronten is groei te horen. Dat begint bij de fraaie instrumentatie, die nog altijd grotendeels akoestisch is en waarin gitaar en piano prachtig worden ondersteund door fraai gearrangeerde strijkers. The Salesman And The Shark klinkt niet alleen mooier dan zijn voorganger, maar is ook gevarieerder. In een beperkt aantal songs voert Rowe het tempo flink op waardoor de plaat over meer dynamiek beschikt dan Magic, wat het luistergenot ten goede komt. Sean Rowe was op Magic al een getalenteerd verhalenverteller en songwriter, maar laat op The Salesman And The Shark horen dat hij ook op dit terrein is gegroeid. Bijna alle songs op de plaat maken direct bij eerste beluistering een onuitwisbare indruk en zijn vrijwel zonder uitzondering voorzien van subtiele verrassende wendingen en mooie verhalen. De meeste groei hoor ik echter in de zang. Sean Rowe beschikt over een uniek stemgeluid, dat lijkt samengesteld uit het beste van Leonard Cohen, Van Morrison, Stuart Staples, Tom Waits en Jeff Buckley. Het is een zwaar en donker stemgeluid dat bijna angst in boezemt, maar de stem van Sean Rowe blijkt veelkleurig en komt, met name wanneer de Amerikaan zijn ziel en zaligheid in zijn muziek legt, zo nu en dan ook aardig in de buurt van de stem van Jeff Buckley. Rowe zingt op The Salesman And The Shark met zoveel gevoel en passie dat het wat mij betreft nagenoeg onmogelijk is om niet te vallen voor de verleiding van deze plaat. Ik had al na enkele seconden kippenvel en dat heb ik eerlijk gezegd nog steeds wanneer ik naar The Salesman And The Shark luister. Ik ben volgens mij aardig verwend wanneer het gaat om kwalitatief hoogstaande singer-songwriter platen, maar de emotie en schoonheid van de derde plaat van Sean Rowe blijft me verbazen. Magic noemde ik anderhalf jaar geleden al een meesterwerk. The Salesman And The Shark is dit predicaat voorbij. Sean Rowe heeft een plaat van een buitenaardse schoonheid gemaakt. Erwin Zijleman




23 augustus 2012

Phantom Limb - The Pines

Gisteren besprak ik de bijzondere plaat van het uit New Orleans afkomstige Hurray For The Riff Raff. Vandaag is het de beurt aan het uit het Engelse Bristol afkomstige Phantom Limb. De band’s derde plaat The Pines (die ik overigens ontdekte dankzij een tip van een lezer van deze BLOG, waarvoor mijn dank) verwerkt voor een deel dezelfde invloeden in haar muziek als Hurray For The Riff Raff, maar het levert totaal andere muziek op. Het is muziek die veel dichter bij die van Alabama Shakes ligt; een band die ik ook bij de bespreking van Look Out Mama van Hurray For The Riff Raff al aandroeg als vergelijkingsmateriaal, maar dit keer houdt de vergelijking wat langer stand. Phantom Limb maakt net als Alabama Shakes muziek die zich laat beïnvloeden door met name Southern soul, folk, country, gospel, blues en rock en heeft net als de band uit Muscle Shoals, Alabama, een frontvrouw die heel wat in haar mars heeft. Zangeres Yolanda Quartey maakt misschien nog wel meer indruk dan Alynda Lee Segarra (Hurray For The Riff Raff) of Brittany Howard (Alabama Shakes) en heeft meer soul in haar kleine teen dan menig soulzangeres in haar hele lijf (bezoekers van Lowlands weten wat ik bedoel). Quartey was tot dusver vooral actief in de acid jazz, triphop en hiphop (ze werkte met onder andere Jazzanova, Massive Attack en Dizzee Rascal), maar grijpt me nu voor het eerst bij de strot. Vergeleken met Alabama Shakes moet Phantom Limb het wat minder hebben van de rauwe energie (al kan Quartey geweldig uithalen) en wat meer van de pure klasse. Zowel in muzikaal als in vocaal opzicht vind ik Phantom Limb een stuk overtuigender dan het eerder dit jaar zo stevig bejubelde Alabama Shakes. De stem van Yolanda Quartey is veelzijdiger dan die van Brittany Howard, ligt lekkerder in het gehoor, zoekt nadrukkelijker de rust op en maakt hierdoor uiteindelijk meer indruk. In muzikaal opzicht valt vooral het briljante spel van de toetsenist/pianist/organist van de band op, maar ook de gitarist en de ritmesectie zetten een even hecht als sprankelend geluid neer, waarna gastmuzikant Greg Leisz het met zijn wonderschone pedal steel spel af mag maken. Als je dan ook nog eens songs weet te schrijven die ergens over gaan, boordevol invloeden zitten (de te noemen namen variëren van Aretha Franklin tot The Flying Burrito Brothers) en heerlijk blijven hangen, zijn alle ingrediënten die nodig zijn voor een memorabele plaat in ruimte mate aanwezig. The Pines doet het heerlijk bij de zomerse dagen van het moment, maar ik weet zeker dat de plaat ook bij heel wat minder zomerse weersomstandigheden of gemoedstoestanden uitstekend tot zijn recht zal komen. Alabama Shakes heeft dit jaar de plaat gemaakt die de meeste aandacht zal trekken, terwijl Hurray For The Riff Raff waarschijnlijk de meeste lof zal oogsten vanwege haar afkomst en opvallende country tik. Ik wil helemaal niets af doen aan de kwaliteit van de platen van beide Amerikaanse bands en geef beiden een goede kans om mijn jaarlijstje over 2012 te halen, maar The Pines van het Britse Phantom Limb is nog veel en veel beter. Wat een prachtplaat. Mis hem niet. Erwin Zijleman





22 augustus 2012

Hurray For THe Riff Raff - Look Out Mama

Bij de naam Hurray For The Riff Raff denk ik niet direct aan traditioneel klinkende folk en vooral country, maar dit zijn wel degelijk de belangrijkste bestanddelen van de muziek van de band uit New Orleans. Look Out Mama is niet de eerste plaat van de band, maar is wel de eerste plaat die ook in Nederland wordt uitgebracht. Succes is volgens mij zeker niet uit te sluiten, want Look Out Mama is een uitstekende plaat, die met name liefhebbers van Amerikaanse rootsmuziek zeer zal aanspreken. Blikvanger van de band is zangeres Alynda Lee Segarra, die zich na een bijzonder onstuimige jeugd heeft ontwikkeld tot een frontvrouw met allure. Segarra heeft Puerto Ricaanse roots, maar heeft zich de afgelopen jaren compleet ondergedompeld in de traditionele Amerikaanse muziek, waardoor ze inmiddels klinkt als het beste dat de Country scene van Nashville de afgelopen jaren heeft voortgebracht. Zoals het een band uit New Orleans betaamt, beperkt Hurray For The Riff Raff zich niet tot het vertolken van traditionele folk en country, maar neemt het alle invloeden die in deze culturele smeltkroes van belang zijn mee in haar muziek. Waar de meeste muziek uit New Orleans de laatste jaren in het teken staat van de ellende die de orkaan Katrina daar heeft aangericht (tip: lees het werkelijk prachtige boek Zeitoun van Dave Eggers), keert Hurray For The Riff Raff meerdere malen terug naar de 60s, bijvoorbeeld door op de hoes een foto op te nemen van Segarra’s vader die als militair werd uitgezonden naar Vietnam en hier de nodige trauma’s opliep. Ook in muzikaal opzicht spelen de jaren 60 een belangrijke rol op Look Out Mama. Veel songs op de plaat zijn voorzien van trefzekere psychedelische accenten en hier en daar duiken surfgitaren op. Het zijn accenten die opvallend mooi kleuren bij de traditionele en over het algemeen akoestische rootsmuziek van de band. Hurray For The Riff Raff is hiernaast niet vies van invloeden uit de pop, waardoor de muziek van de band een stuk toegankelijker is dan het bovenstaande wellicht suggereert. Met name in de wat toegankelijkere songs schuift Hurray For The Riff Raff op in de richting van bijvoorbeeld 10,000 Maniacs, maar de band kan ook muziek maken waarvoor Gillian Welch zich niet zou schamen. Look Out Mama werd geproduceerd door Andrija Tokic, die eerder dit jaar het zo bejubelde debuut van Alabama Shakes produceerde. Ondanks het feit dat de twee bands totaal verschillende muziek maken, hoor ik ook wel wat overeenkomsten. Net als Alabama Shakes laat Hurray For The Riff Raff zich inspireren door de muzikale tradities van het Zuiden van de Verenigde Staten en net als Alabama Shakes doet Hurray For The Riff Raff dit op eigenzinnige, eigentijdse en bijzonder energieke en gepassioneerde wijze, waarbij de competenties van de gedreven frontvrouw van groot belang zijn. Liefhebbers van een dampende mix van folk, country, blues, bluegrass, cajun, honky tonk, soul, rock en pop zullen deze plaat ongetwijfeld gaan omarmen, maar buiten muziekliefhebbers met een hardnekkige country allergie, zou eigenlijk iedereen eens moeten luisteren naar deze gloedvolle en fascinerende plaat, die maar beter en beter wordt en de onuitwisbare indruk inmiddels al lang heeft gemaakt. Erwin Zijleman




21 augustus 2012

Ry Cooder - Election Special

In Nederland hebben de Stemwijzer en Kieskompas, maar het kan ook anders. De presidentsverkiezingen in de Verenigde Staten zijn wat verder weg dan de verkiezingen in Nederland, maar niemand minder dan Ry Cooder laat het Amerikaanse volk met Election Special nu alvast weten hoe hij er over denkt. Cooder is inmiddels bijna 50 jaar actief in de muziek business en heeft een enorme stapel platen op zijn naam staan. Met name de laatste jaren is de Amerikaan weer in behoorlijk goede vorm en heeft hij een aantal prima platen afgeleverd. Op platen als Chavez Ravine (2005), My Name Is Buddy (2007) en Pull Up Some Dust And Sit Down (2011) trok Ry Cooder al aardig van leer tegen de Amerikaanse politiek en ook op Election Special is Cooder weer bijzonder kritisch. Direct in opener Mutt Romney Blues wordt duidelijk dat de Republikeinen ook dit keer weer niet op de stem van Ry Cooder hoeven te rekenen, maar ook de Democraten komen er niet zonder kleerscheuren af op Election Special. Cooder hekelt op zijn nieuwe plaat de rol van het grote geld in de politiek, haalt uit naar de banken, bekritiseert het oorlogszuchtige buitenland beleid van de laatste twee presidenten, opent de aanval op de oerconservatieve Tea Party en verbaast zich over de domheid en de naïviteit van de Amerikaanse kiezer. In tekstueel opzicht is het smullen, maar ook in muzikaal opzicht is Election Special een prima plaat. Sinds het succes van de door Ry Cooder geïnitieerde Buena Vista Social Club en de platen die hij maakte met de Afrikaanse bluesman Ali Farka Touré, spelen invloeden uit de Afrikaanse, Caribische en Latijns Amerikaanse muziek  een belangrijke rol op de platen van Ry Cooder, maar op Election Special is het toch vooral een mix van blues, folk, country en rock dat de klok slaat. Ry Cooder grijpt hiermee terug op zijn oude werk en doet in muzikaal opzicht geen hele vernieuwende dingen. Dat betekent niet dat Election Special in muzikaal opzicht geen bijzondere plaat is. Ry Cooder behoort nog altijd tot de beste gitaristen ter wereld (met name zijn slide spel is ongeëvenaard) en kan ook op flink wat andere snareninstrumenten uit de voeten; alleen het drumwerk is uitbesteed aan zoon Joachim. Ry Cooder stond met name in de late jaren 70 en in de jaren 80 bekend als een perfectionist die in de studio eindeloos sleutelde aan zijn muziek, maar de meeste songs op Election Special zijn in een vloek en een zucht opgenomen en stonden in één take op de band. Het geeft Election Special, met name in de wat stevigere en bijna naar The Rolling Stones kruipende rocktracks, een rauw en rammelend randje dat uitstekend past bij de felle en kritische teksten op de plaat. Er zijn tegenwoordig helaas niet veel muzikanten meer die zich durven uit te spreken tegen de gevestigde orde, maar samen met onder andere Bruce Springsteen en Neil Young, houdt Ry Cooder een mooie Amerikaanse traditie op dit terrein in stand. Of het stemadvies van Ry Cooder heeft geholpen weten we in de vroege ochtend van 7 november, maar mij heeft Ry Cooder nu al overtuigd. Jammer trouwens dat er geen Nederlandse muzikanten zijn die een plaat als Election Special in elkaar flansen, want ook in Nederland zou een reprimande als die van Ry Cooder zeer op zijn plaats zijn. Erwin Zijleman




20 augustus 2012

The Beat - I Just Can't Stop It

In de Mojo van september (die om onduidelijke redenen al op 1 augustus verschijnt) staat een mooi verhaal over de Britse band The Beat, ook wel bekend als The English Beat (omdat er aan het eind van de jaren 70 ook een Amerikaanse band met de naam The Beat aan de weg timmerde). The Beat had volgens de Mojo uit moeten groeien tot de grote Britse bands van de jaren 80 en 90 ("bigger than U2"), maar kwam helaas niet veel verder dan een plekje in de schaduw van grote ska bands als The Specials en Madness. Om het verhaal van de Mojo te ondersteunen, verscheen vorige maand een mooi uitgevoerd boxje met alles wat The Beat ooit maakte. Hiernaast werden de drie reguliere platen van de band uit Birmingham opnieuw uitgebracht. Hoewel The Complete Beat is aangevuld met fraai live materiaal en ondanks het feit dat ook de tweede en vooral de derde plaat van de band (respectievelijk Wha’ppen uit 1982 en Special Beat Service uit 1982) zeer de moeite waard zijn, gaat mijn voorkeur toch uit naar de reissue van het debuut van de band, I Just Can’t Stop It uit 1980. Het debuut van The Beat moet worden gerekend tot de meest memorabele platen uit de ska revival van de late jaren 70 en vroege jaren 80, maar laat ook horen dat The Beat tot veel meer in staat was. Het debuut van de band uit Birmingham bevat twee succesvolle singles (Mirror In The Bathroom en Hands Of She’s Mine), maar dit zijn niet eens de tracks die nu de meeste indruk maken. Juist in de meeste andere tracks laat The Beat horen dat het op behoorlijk geniale wijze meerdere genres aan elkaar wist te verbinden en haar aanstekelijke muziek ook nog wist te verpakken in songs die de fantasie wisten te prikkelen en het politieke vuur aan wisten te wakkeren. I Just Can’t Stop It is een politieke plaat die stelling neemt tegen de politiek van Margaret Thatcher en de destijds in een deplorabele staat verkerende Britse samenleving, maar het is ook een plaat die op organische wijze genres als pop, new wave, punk, ska, dancehall, reggae en rocksteady weet te verbinden. I Just Can’t Stop It is inmiddels ruim 30 jaar oud, maar klinkt nog net zo fris en aanstekelijk als op de dag van de release en dat is weinig platen uit de ska revival gegeven. The Beat viel na het memorabele debuut snel uit elkaar (maar maakte zoals gezegd nog wel twee prima platen) en vormde uiteindelijk de basis voor de Fine Young Cannibals, wat mij betreft ook een wat onderschatte band. Wanneer je met de kennis van nu naar het debuut van The Beat luistert is inderdaad de conclusie gerechtvaardigd dat er veel meer in had gezeten. Hoe groot The Beat had kunnen worden valt niet te zeggen en doet er wat mij betreft ook niet zoveel toe. Wat er toe doet is dat het memorabele debuut van de band nu maar eens uit de schaduw moet komen en moet worden erkent als een van de kroonjuwelen uit de ska revival van de jaren 70 en 80. Een ieder die hierna nog meer wil horen van deze bijzondere band wordt met The Complete Beat op even fraaie als trefzekere wijze bediend, maar de magie en energie van het briljante debuut wordt als je het mij vraagt toch niet vaak meer benaderd, wat gezien het idioot hoge niveau van het debuut alleen maar logisch is. Het debuut van The Beat is overigens ook een fantastische plaat voor mooie zomeravonden. Erwin Zijleman


19 augustus 2012

James Yorkston - I Was A Cat From A Book

Ik ben inmiddels al een jaar of tien een groot fan van James Yorkston, maar op deze BLOG is de Britse singer-songwriter tot dusver niet te vinden. Dat is niet zo gek, want de man die tussen 2002 en 2008 bijna jaarlijks een nieuwe plaat uitbracht, heeft de afgelopen vier jaar eigenlijk niets van zich laten horen. Het onlangs verschenen I Was A Cat From A Book is de opvolger van het ruim vier jaar geleden verschenen en voor Yorkston begrippen opvallend rijk georkestreerde When The Haar Rolls In; een plaat die zich kon meten met eerdere James Yorkston meesterwerken als Moving Up Country, Just Beyond The River, The Year Of The Leopard en Roaring The Gospel. De jarenlange afwezigheid van James Yorkston laat zich grotendeels verklaren door de ernstige ziekte die zijn dochter trof. De kleine Yorkston is inmiddels weer hersteld, maar I Was A Cat From A Book staat nog grotendeels in het teken van de zware jaren die het gezin van James Yorkston door maakte. De muziek van James Yorkston is in het verleden vaak vergeleken met die van zijn ontdekker John Martyn en met die van folk legendes als Bob Dylan en Nick Drake. Het zijn namen die ook bij beluistering van I Was A Cat From A Book opduiken. I Was A Cat From A Book is ondanks de donkere voorgeschiedenis een ontspannen klinkende plaat vol prachtige folksongs. De muziek van James Yorkston klinkt nog altijd behoorlijk traditioneel en doet mij dit keer vooral aan Nick Drake denken, maar door de subtiele (elektronische) accenten die hier en daar opduiken klinkt de muziek van de Schot ook zeker eigentijds. I Was A Cat From A Book is een behoorlijk lome plaat die opvalt door dromerige vocalen, hele mooie melodieën en een gevarieerde en overtuigende instrumentatie, waarin vooral de fraaie piano en vioolklanken opvallen. Persoonlijk ben ik vooral onder de indruk van de wat meer ingetogen en bijzonder stemmige songs op I Was A Cat From A Book, maar ook voor een ieder die van wat meer pit houdt valt er op de nieuwe plaat van James Yorkston voldoende te genieten. Yorkston laat zich op zijn nieuwe plaat bijstaan door flink wat talenten uit de hedendaagse Britse folkscene (onder wie zangeressen Kathryn Williams en Jill O’Sullivan, die beiden tekenen voor bijzonder fraaie duetten). James Yorkston was lange tijd de grote belofte van de Britse folkscene, maar is de belofte na flink wat goede platen wel voorbij lijkt me. Met zijn nieuwe plaat doet hij niet direct opzienbarende dingen, maar bevestigt James Yorkston wel dat hij zowel in vocaal als compositorisch opzicht behoort tot het beste dat de Britse folk momenteel te bieden heeft. Traditioneel aandoende Britse folk ligt ons hier in Nederland nog wel eens wat te zwaar op de maag, maar deze fraaie plaat van James Yorkston kunnen we, net als al zijn voorgangers, echt niet laten liggen. Erwin Zijleman





18 augustus 2012

Arlan Feiles & The Broken Hearted - Weeds Kill The Wild Flowers

Voor de zomer heb ik op zaterdag met enige regelmaat aandacht besteed aan de wat obscuurdere prachtplaten in het rootssegment. Het is een goede gewoonte die ik vanaf vandaag weer oppak met Weeds Kill The Wild Flowers van Arlan Feiles & The Broken Hearted. Ik had voor de beluistering van Weeds Kill The Wild Flowers nog nooit van Arlan Feiles en zijn band gehoord, maar bij eerste beluistering van de plaat hoor je direct dat hier een gelouterde muzikant aan het werk is. Ik heb niet zo heel veel kunnen vinden over de carrière van Arlan Feiles, maar de flarden tekst die je op het Internet tegen komt, schetsen een muzikaal leven waarin het podium wordt gedeeld met grootheden als The Band, Warren Zevon en Joan Baez, waarin het grote succes voor het grijpen lijkt te liggen met de veelbelovende en door de baas van het roemruchte Island label Chris Blackwell omarmde rootsrock band Natural Causes en waarin Arlan Feiles tenslotte meerdere malen de VS door trekt om de meest uiteenlopende kleine zalen in alle uithoeken van het immense land plat te spelen. Arlan Feiles was met een beetje geluk al lang wereldberoemd geweest en had dit gezien de kwaliteit van zijn nieuwe plaat ook al lang moeten zijn. Weeds Kill The Wild Flowers van Arlan Feiles & The Broken Hearted is een uiterst veelzijdige rootsrockplaat met groots klinkende muziek. In de muziek van Arlan Feiles en zijn band staat de warme, krachtige en buitengewoon soulvolle stem van Arlan Feiles centraal. Feiles beschikt over een stem die je direct aangenaam weet te raken en die op een breed terrein uit de voeten kan. Rootsmuziek vormt de basis van de muziek van Arlan Feiles en zijn band, maar Weeds Kill The Wild Flowers schuift net zo makkelijk op in de richting van 70s rock, soulvolle rock zoals The Black Crowes die een paar jaar geleden maakten of zelfs het 70s geluid van Springsteen en zijn E-Street Band. De stem van Arlan Feiles springt misschien het meest in het oor, maar ook in muzikaal opzicht is Weeds Kill The Wild Flowers een indrukwekkende plaat. Het volle geluid op de plaat is soms wat meer roots georiënteerd met een lekker zeurderig orgeltje, een jengelende pedal steel en scheurende gitaren, maar ook grootse songs met volle pianoklanken, synths, strijkers en blazers worden niet geschuwd. Het zijn met name de laatste songs die bijna smeken om een groot publiek, maar ook de rootsy songs verdienen veel en veel meer aandacht dan Arlan Feiles en zijn band nu krijgen. Weeds Kill The Wild Flowers is alleen al door de stem van Arlan Feiles en het prachtig volle en veelkleurige geluid van zijn band een plaat die weet te imponeren, maar de plaat valt ook nog eens op door mooie verhalende songs en aanstekelijke melodieën en refreinen. Weeds Kill The Wild Flowers bespreek ik vandaag nog als een obscuur pareltje, maar het is een grootse en indrukwekkende plaat van een muzikant die nu eindelijk maar eens op de juiste waarde moet worden geschat. Ben ik de enige die het hoort. Nee, kijk maar eens naar het onderstaande citaat uit de Miami Herald. "If songwriters were bad weather, Hurricane Arlan would be a category 5...he'll blow you away". Erwin Zijleman


Weeds Kill The Wild Flowers van Arlan Feiles & The Broken Hearted ligt niet in Nederland in de winkel, maar is wel verkrijgbaar via CD Baby: http://www.cdbaby.com/cd/arlanfeilesandthebrokenh

17 augustus 2012

Roxy Music - The Complete Studio Recordings (de laatste drie platen en de extra's)

Een paar dagen geleden stond ik uitvoerig stil bij de eerste vijf studioplaten van Roxy Music, die allemaal deel uit maken van de prachtige box-set The Complete Studio Recordings. Vandaag bespreek ik de laatste drie studioplaten van de legendarische band en de twee cd’s met extra’s die in de box te vinden zijn. Erwin Zijleman

Na haar vijfde soloplaat, Siren uit 1975, ging het helemaal mis met Roxy Music. Door de machtsgreep van Bryan Ferry, die door zijn steeds succesvollere solocarrière zijn wil kon opleggen aan de andere bandsleden, waren de verhoudingen binnen de band behoorlijk verslechterd en leek het uit elkaar vallen van de band een kwestie van tijd. In 1976 verscheen nog de prima live-plaat Viva! (deze had als extraatje zeker niet misstaan in de box-set), maar hierna volgde een lange periode van stilte. Pas in 1979 verscheen Manifesto. Op Manifesto koos Roxy Music definitief voor een wat meer mainstream popgeluid en de plaat werd dan ook gekraakt door de critici. In mijn eigen geheugen stond Manifesto ook gerangschikt onder de draken van platen, maar bij de hernieuwde kennismaking valt de plaat me erg mee en ben ik bij vlagen zelfs onder de indruk van de zesde plaat van de band. Op Manifesto flirt Roxy Music opzichtig met het solowerk van Bryan Ferry en is het bovendien niet vies van impulsen uit de disco, maar Manifesto is zeker geen slechte plaat. Singles Dance Away en Angel Eyes hebben de tand des tijd eigenlijk heel goed doorstaan, terwijl het titelnummer veel mooier is dan ik me kon herinneren. Manifesto staat in de boeken als een aalgladde plaat, maar  de plaat heeft toch ook zeker zijn avontuurlijke momenten (zo had Trash niet misstaan op de Berlijnse trilogie van David Bowie en lijkt Stronger Through The Years als twee druppels water op de muziek waarmee Japan pas in de jaren 80 opzien zou baren). Natuurlijk is Manifesto niet zo goed als de meesterwerken van de band, maar een ieder die van mening is dat Roxy Music na Siren alleen nog maar troep maakte, moet wat mij betreft nog maar eens gaan luisteren naar Manifesto.


Wat voor Manifesto geldt, geldt ook voor het in 1980 verschenen Flesh & Blood; volgens de critici met afstand de slechtste plaat van de band. Zelf koester ik Flesh & Blood al decennia lang als een plaat vol goede herinneringen en memorabele songs. Ik geef direct toe dat het avontuur op Flesh & Blood schittert door afwezigheid, maar Flesh & Blood bevat wel flink wat hele goede songs, waaronder prachtsingles als Oh Yeah, Same Old Scene en Over You en hiernaast acceptabele covers van songs van Wilson Pickett en The Byrds. Flesh & Blood is een blauwdruk voor de succesvolle platen van Spandau Ballet uit de jaren 80, maar heeft ook zeker indruk gehad op in artistiek opzicht interessantere platen uit de jaren 80 (waarbij wederom de naam van Japan bij me op komt). Flesh & Blood is binnen het oeuvre van Roxy Music zeker geen onmisbare plaat, maar het is wel een plaat met een beperkt aantal memorabele songs en bovendien een plaat met werkelijk uitstekende vocalen. Omdat op de overige bandleden op Flesh & Blood werden gereduceerd tot leden van de begeleidingsband van Bryan Ferry, was de toekomst van de band na Flesh & Blood uiterst onzeker, maar Roxy Music zou nog één keer terug slaan. En hoe.


De band deed dit in 1982 met het destijds uitstekend ontvangen Avalon. Avalon wordt inmiddels geschaard onder de beste platen van Roxy Music en daar is wel iets voor te zeggen. In muzikaal opzicht staat Avalon veel dichter bij Manifesto en Flesh & Blood dan bij de eerste vijf platen van de band, maar de plaat is wel een stuk interessanter dan zijn voorgangers. Het toegankelijkere geluid dat Roxy Music aan het eind van de jaren 70 ontwikkelde, is op Avalon getransformeerd in een stemmig en avontuurlijker geluid, waarin er weer meer ruimte is voor de andere leden van de band (het gitaarwerk van Phil Manzanera is schitterend en ook de sax-bijdragen van Andy Mackay mogen er zijn). De singles More Than This, Avalon en Take A Chance With Me zijn de songs die ten tijde van de release de meeste aandacht trokken en zijn ook de tracks die achteraf bezien het meest memorabel zijn, maar het zijn de andere tracks van Avalon die in creatief opzicht het meest interessant zijn. Avalon is met zijn volle en wat galmende geluid een typische jaren 80 plaat, maar het is een jaren 80 plaat die nog maar heel weinig van zijn glans heeft verloren, wat dertig jaar na dato een prestatie van formaat is. Wat tenslotte opvalt is de bijzonder fraaie productie van Rhett Davies; een inspiratiebron voor vele platen die zouden volgen.


Avalon bleek uiteindelijk de zwanenzang van Roxy Music. De band kwam nog vele malen bij elkaar en maakte veel indruk op het podium (het beste optreden dat ik van de band heb gezien stamt uit haar nadagen), maar dit leverde slechts live-platen op. Avalon is gelukkig niet het slotakkoord van The Complete Studio Recordings. In een gouden hoesje vinden we nog twee bonus discs met singles (waaronder een aantal die niet op de reguliere platen stonden), b-kantjes en alternatieve mixen. Het is niet allemaal even interessant, maar alleen de single versies van Virginia Plain, Pyjamarama en Jealous Guy (John Lennon cover) maken de twee extra schijfjes al de moeite waard. Een ieder die de moeite neemt voor de B-kantjes hoort dat Roxy Music hierin nog een stuk avontuurlijker klinkt en dat met name Phil Manzanera en Andy Mackay op deze B-kantjes meer ruimte krijgen. Op de twee bonus-discs blijft het wat zoeken naar de echte parels, maar alles bij elkaar genomen is het de kers op een bijzonder smakelijke taart, die goed laat proeven hoe belangrijk Roxy Music de afgelopen decennia is geweest. 


The Complete Studio Recordings ligt voor een bijzonder aantrekkelijke prijs in de winkel en kan daarom zeer warm worden aanbevolen als zomerse traktatie. Je krijgt er zeker geen spijt van.

16 augustus 2012

Laetitia Sadier - Silencio

Laetitia Sadier kennen we natuurlijk als zangeres van de cultband Stereolab en in iets mindere mate van het Stereolab spin-off project Monade. Een jaar of twee geleden maakte ze haar eerste soloplaat, het nogal zwaarmoedige, door de zelfmoord van haar zusje geïnspireerde, The Trip. Vorige maand verscheen Sadier’s tweede soloplaat, Silencio. De plaat krijgt in Nederland tot dusver nauwelijks aandacht en dat is jammer. Silencio is immers een erg aangename plaat die het met name goed zal doen op de heerlijke (na)zomeravonden die hopelijk nog komen gaan. Silencio is niet alleen een aangename plaat, maar het is ook een plaat waarop Laetitia Sadier het avontuur geen moment uit de weg gaat en bovendien niet bang is om stelling te nemen in haar vaak wat politiek getinte teksten. Zeker in tekstueel opzicht is Silencio een gedreven en soms behoorlijk felle plaat, maar dat hoor je niet direct terug in de muziek. Op Silencio opereert Laetitia Sadier niet in haar uppie. Meerdere muzikanten dragen hun steentje bij aan de tweede soloplaat van de van oorsprong Franse zangeres, onder wie voormalig geliefde en Stereolab voorman Tim Gane. Mede hierdoor doet Silencio in muzikaal opzicht wel wat denken aan de muziek van Stereolab. Ook op Silencio horen we een zoete mix van folk, pop, lounge, bossa nova, postpunk en invloeden uit de Franse popmuziek uit de jaren 70 aangevuld met elektronische impulsen. Het is muziek die ook wel wat raakvlakken heeft met de muziek van Belle & Sebastian, al is de muziek van Sadier spannender en elektronischer. De zwoele en vaak wat zoete klanken combineren prachtig met de bijzondere stem van Laetitia Sadier; een stem die me meer dan eens aan die van Beth Orton doet denken. Bij eerste beluistering lijkt Silencio vooral een lekker zwoel en zonnig zomerplaatje, maar zeker wanneer je naar de teksten luistert, hoor je dat Laetitia Sadier veel meer in haar mars heeft. Ook in muzikaal opzicht beperkt Silencio zich niet tot de gebaande paden. Vrijwel alle songs beginnen heerlijk toegankelijk, maar ze kunnen allemaal makkelijk ontsporen door tempowisselingen, verrassende elektronische impulsen (Laetitia Sadier is hoorbaar fan van de muziek van Kraftwerk) of verrassende wendingen. Silencio is hierdoor niet alleen een plaat die direct aanvoelt als een warm bad, maar het is ook een plaat die je ook na vele luisterbeurten blijft verrassen. Laetitia Sadier heeft in het verleden met Stereolab en Monade laten horen dat ze heel wat in haar mars heeft, maar ook als soloartiest heeft ze nu een indrukwekkend visitekaartje afgeleverd. In Engeland en de VS kan de plaat inmiddels rekenen op buitengewoon positieve recensies. Nu Nederland nog. Erwin Zijleman





15 augustus 2012

Roxy Music - The Complete Studio Recordings (de eerste vijf platen)

Een paar dagen geleden stond ik al stil bij de release van de prachtige Roxy Music box-set The Complete Studio Recordings. Vandaag duik ik wat dieper in de box en bespreek ik de eerste vijf studioplaten van de band. Stuk voor stuk platen die de popmuziek zouden veranderen en tot de dag van vandaag invloed uitoefenen op talloze bands. Erwin Zijleman


Het begint allemaal in 1972 met het titelloze debuut van Roxy Music. De in 1971 door zanger Bryan Ferry opgerichte band heeft inmiddels een min of meer vaste samenstelling en vormt een bont gezelschap met bijzondere en vaak botsende persoonlijkheden. Zanger Bryan Ferry heeft een duidelijke voorkeur voor meer conventionele muziek, terwijl zijn tegenpool Brian Eno met zijn elektronische impulsen nadrukkelijk de grenzen opzoekt. Gitarist Phil Manzanera voorziet het geluid van de band vervolgens van koude en grillige gitaarlijnen, terwijl saxofonist Andy MacKay juist zorgt voor warme klanken. Dit alles heeft zijn weerslag op de muziek van de band. Het debuut van Roxy Music klinkt anders dan alle andere muziek die tot dat moment is gemaakt en integreert op unieke wijze invloeden uit de arty rock, soul, pop, glamrock en avant garde. Invloeden van The Velvet Underground gaan hand in hand met invloeden van The Beatles. Invloeden uit de soul en de grote Britse en Amerikaanse crooners worden moeiteloos gecombineerd met de eigenzinnige pop van David Bowie of de complexe progrock van King Crimson. De door Peter Sinfield (King Crimson) geproduceerde plaat trekt onmiddellijk de aandacht door de single Virginia Plain, maar ook de andere tracks, waaronder ware parels als Re-make/Re-model, If There’s Something en 2HB worden snel omarmd door een grote schare muziekliefhebbers. De opvallende styling van de band en de bijzondere platenhoes (die de trend zou zetten voor de volgende platen van de band) doen de rest. Veertig jaar na de oorspronkelijke release is het debuut van Roxy Music nog altijd een bijzonder fascinerende plaat. Het is een plaat met een wat onevenwichtig karakter en ook zeker een aantal wat zwakkere momenten, maar het is ook een plaat die alles heeft wat een legendarische debuutplaat moet hebben. De meeste new wave muziek die aan het eind van de jaren 70 en het begin van de jaren 80 op zou duiken, zou niet zijn gemaakt zonder het debuut van Roxy Music, maar de plaat vormt ook de basis voor de onbetwiste meesterwerken die zouden volgen, waaronder de prachtige tweede plaat van de band.





Deze tweede plaat verschijnt in het voorjaar van 1973 en luistert naar de titel For Your Pleasure. De spanningen tussen Bryan Ferry en Brian Eno zijn in het jaar na de release van het debuut flink opgelopen, maar vooralsnog heeft dit alleen maar een positief effect op de kwaliteit van de muziek van de band. For Your Pleasure ligt in het verlengde van het debuut, maar laat op alle fronten een imposante groei horen. Waar het debuut van de band nog wat onevenwichtig was, heeft For Your Pleasure een constant en torenhoog niveau. De plaat trekt wederom de aandacht met een prima single, Do The Strand, maar het prijsnummer is als je het mij vraagt het briljante In Every Dream Home A Heartache, op de voet gevolgd door het bijna even mooie Editions Of You. Ook op For Your Pleasure laveert Roxy Music weer op fraaie wijze tussen uiteenlopende genres en wisselt het toegankelijke pop af met experimentele muziek. In instrumentaal opzicht zit het allemaal perfect in elkaar en ook de zang van Bryan Ferry is van een bijzonder hoog niveau. Ook For Your Pleasure heeft de tand des tijd uitstekend doorstaan. Het is opvallend hoe fris, energiek en avontuurlijk de plaat nog altijd klinkt en met name de wat langzamere songs vallen op door hun bijna onwerkelijke schoonheid. Bij beluistering van For Your Pleasure hoor je Bryan Ferry en Brian Eno bijna botsen, maar wat is het mooi. Het vertrek van Brian Eno na For Your Pleasure komt zeker niet als een verrassing, maar doet wel het ergste vrezen voor de toekomst voor Roxy Music.


De opvolger van For Your Pleasure laat ondanks het vertrek van Brian Eno niet lang op zich wachten. Stranded verschijnt slechts acht maanden na de release van het voorlopige meesterwerk van Roxy Music en laat, zoals verwacht, een wat toegankelijker geluid horen. Op de derde plaat van Roxy Music is Brian Eno vervangen door de jonge maar bijzonder getalenteerde Eddie Jobson, die zowel op uiteenlopende keyboards als op de viool uitstekend uit de voeten kan. Roxy Music schuift door het vertrek van Eno op in de richting van wat makkelijker in het gehoor liggende songs of zelfs wat rechttoe rechtaan rocksongs, maar desondanks moeten de verschillen met de eerste twee platen niet worden overdreven. Een ieder die Roxy Music na het vertrek van Brian Eno had afgeschreven moet hier op terug komen, want ondanks de machtsgreep van Bryan Ferry klinkt de muziek van Roxy Music nog altijd bijzonder intrigerend en is deze nog altijd van een bijzonder hoog niveau. Sfeervolle tracks als het prachtige Song For Europe maken de meeste indruk, maar ook wat meer rechttoe rechtaan songs als de single Street Life blijven dankzij het fraaie gitaarwerk van Phil Manzanera, de gloedvolle vocalen van Bryan Ferry en de sfeervolle accenten van Eddie Jobson en Andy Mackay moeiteloos overeind. Stranded is alles bij elkaar genomen net iets minder sterk dan zijn voorganger, maar nog altijd bovengemiddeld goed.



Ook met het haar vierde plaat, het in 1974 verschenen Country Life, trekt Roy Music weer volop aandacht. In eerste instantie vooral via de bijzonder schaars geklede dames op de hoes, maar uiteindelijk toch vooral via de muziek. Country Life heeft me van alle Roxy Music platen in de box-set waarschijnlijk het meest verrast. Ik kende de plaat, buiten de hoes, eerlijk gezegd nauwelijks, maar inmiddels vind ik het een van de mooiste en misschien zelfs wel de mooiste Roxy Music plaat. Country Life ligt nog altijd in het verlengde van de eerste twee Roxy Music platen en sluit naadloos aan op Stranded. Net als op Stranded worden de hele experimentele uitstapjes gemeden en schakelt de band vooral tussen mooie stemmige songs vol avontuur en de wat aanstekelijkere pop en rocksongs. Op Country Life doet de band dit voor het eerst op de toppen van haar kunnen en in volstrekte harmonie. Eddie Jobson is inmiddels uitgegroeid tot een volwaardig lid van de band en vecht prachtige muzikale duels uit met de gitaren van Phil Manzanera en de blaasinstrumenten van Andy Mackay. Bryan Ferry onderstreept misschien wel nadrukkelijker dan ooit dat hij tot de beste zangers van dat moment behoort en ook de degelijke en in dit stuk nog niet genoemde ritmesectie (bestaande uit drummer Paul Thompson en de op dat moment min of meer vaste bassist John Gustafson) doet op fraaie wijze haar werk. Country Life sleept zich van het ene naar het andere hoogtepunt en bevat in de vorm van onder andere The Thrill Of It All, All I Want Is You, Bitter Sweet, A Really Good Time en Prairie Rose meerdere songs die nog altijd moeten worden gerekend tot de krenten uit de pop. Country Life is de voorlopige kroon op de carrière van Roxy Music en volgens velen de laatste echter bandplaat.


Het in 1975 verschenen Siren, met dit keer Jerry Hall als verleidelijke zeemeermin op de hoes, wordt gemaakt in dezelfde bezetting als op Stranded en Country Life, maar het is Bryan Ferry die dit keer aan alle touwtjes trekt. Ferry heeft inmiddels twee succesvolle soloplaten op zijn naam staan en neemt steeds meer afstand van de wat meer experimentele of arty kant van de band. Opener Love Is The Drug doet het uitstekend als single, maar had net zo makkelijk op een van de soloplaten van Bryan Ferry kunnen staan. Siren wordt ten tijde van de release gekraakt en afgeschilderd als een Bryan Ferry soloplaat, maar eerlijk gezegd valt de plaat me nu alleszins mee. Siren mist misschien het avontuur van zijn voorgangers, maar bevat met tracks als Both Ends Burning, Just Another High en Sentimental Fool toch ook een aantal Roxy Music klassiekers. Siren is lang niet zo goed als zijn voorgangers en echt een heel stuk minder dan Country Life, maar een slechte plaat is het zeker niet. De machtsgreep van Bryan Ferry bleef echter niet zonder gevolgen. Roxy Music ging na Siren nog op tournee, wat resulteerde in de prima live-plaat Viva!, maar kwam hierna in zwaar weer terecht. De echte opvolger van Siren zou uiteindelijk pas in 1979 verschijnen. Hierover meer in een volgend artikel waarin de resterende platen uit The Complete Studio Recordings van Roxy Music aan bod komen.