30 september 2012

Pole Shift Survival Group - About The Sun & How The Seasons Change

About The Sun & How The Seasons Change is het debuut van de uit Utrecht afkomstige band Pole Shift Survival Group. De band verrast in ieder geval met haar opvallende bandnaam en de titel van haar debuut, maar levert ook nog eens een hele bijzondere cd af. About The Sun & How The Seasons Change beperkt zich in muzikaal opzicht grotendeels tot de zon en laat heerlijke tijdloze popliedjes horen. Het zijn popliedjes die tot dusver vooral worden vergeleken met die van The Beatles en Crowded House en dat is zinvol vergelijkingsmateriaal, waar ik zelf 10CC nog wel aan toe wil voegen. Pole Shift Survival Group maakt op About The Sun & How The Seasons Change geen geheim van haar inspiratiebronnen, maar verwerkt de invloeden van de voorbeelden op geheel eigen wijze. About The Sun & How The Seasons Change is een plaat die de zon vrijwel onmiddellijk laat schijnen en het is bovendien een plaat die leuker wordt wanneer je hem vaker hoort. De deels ingetogen en deels uptempo songs op de plaat vinden hun inspiratie misschien in een ver verleden, maar de muziek van Pole Shift Survival Group klinkt desondanks fris en eigentijds. About The Sun & How The Seasons Change verrast met het soort zonnige gitaarpop waarmee het Excelsior label ooit jaarlijks wist te verrassen en schotelt een serie popliedjes voor die niet alleen knap in elkaar zitten en fraai worden uitgevoerd, maar ook stuk voor stuk iets memorabels hebben. Pole Shift Survival Group heeft lang gewerkt aan haar debuutplaat en dat is goed te horen. De plaat klinkt erg mooi, bevat vele details en biedt volop afwisseling. Het klinkt allemaal zo mooi en volwassen dat je geen moment het idee hebt dat je met een debuut te maken hebt. About The Sun & How The Seasons Change klinkt als een plaat van een stel gelouterde muzikant bij wie het muzikale vuur weer is opgelaaid. Dat kan op meerdere manieren worden opgevat, maar ik zie het uitsluitend als een compliment. About The Sun & How The Seasons Change heb ik inmiddels vele keren voorbij horen komen en steeds weer ben ik verbaasd over het warme bad dat Pole Shift Survival Group aanreikt. Natuurlijk gaat dit wat ten koste van het avontuur dat popmuziek zo leuk kan maken, maar persoonlijk mis ik het geen moment. About The Sun & How The Seasons Change is een bijzonder aangename "trip down memory lane" in een mooi eigentijds jasje. Perfect voor de herfst en winter, maar de muziek van Pole Shift Survival Group kan ook de lente en zomer opluisteren met haar mooi verzorgde luisterliedjes. About The Sun & How The Seasons Change is een aanrader voor iedereen die de popmuziek een warm hart toedraagt en de zoveelste prachtplaat van eigen bodem dit jaar. Erwin Zijleman



29 september 2012

Dwight Yoakam - 3 Pears

Op zaterdag probeer ik zoveel mogelijk stil te staan bij de obscure parels uit het rootssegment. Vandaag doe ik dat voor de afwisseling eens niet, maar sta ik stil bij de nieuwe plaat van een grootheid uit het genre. Het betreft de nieuwe plaat van een man die in de Verenigde Staten al sinds de tweede helft van de jaren 80 op handen wordt gedragen, maar in Nederland op geen enkele sympathie hoeft te rekenen. Dat is eigenlijk nooit anders geweest en gaat waarschijnlijk ook nooit meer veranderen. Persoonlijk begrijp ik daar helemaal niets van. In 1990 pikte ik bij toeval If There Was A Way op en dat is wat mij betreft nog steeds een rootsplaat om te koesteren. Sindsdien verschenen nog veel meer prachtplaten, waaronder This Time uit 1993 en het uitstekende al weer zeven jaar geleden verschenen Blame The Vain. Na een aantal jaren stilte is nu dan 3 Pears verschenen en ook dit is weer een uitstekende plaat, die in de Verenigde Staten inmiddels de hemel in is geprezen, maar hier in Nederland wordt doodgezwegen. Het gaat in Nederland waarschijnlijk nooit wat worden met Dwight Yoakam, maar dat heeft niets te maken met de kwaliteit van de platen van de Amerikaan. Dwight Yoakam wordt in Nederland om onduidelijke redenen gezien als exponent van de aalgladde country uit Nashville, maar dat is een misvatting. Dwight Yoakam is een zeer getalenteerd muzikant die er in is geslaagd om traditionele rootsmuziek te verbinden met modernere varianten. Dat doet hij ook weer op 3 Pears, dat moet worden gezien als een uiterst geslaagde comeback. 3 Pears is een gevarieerde plaat met traditioneel aandoende rootsmuziek, muziek vol invloeden uit de honky tonk en pop en rockmuziek met rootsinvloeden. Yoakam laat zich op 3 Pears bijstaan door een stevige delegatie Amerikaanse topmuzikanten en kiest voor een mooi vol en fraai geproduceerde plaat met gitaarwerk om van te watertanden en vocalen van wereldklasse. Een aantal tracks op de plaat werd overigens geproduceerd door niemand minder dan Beck; een opvallende keuze, maar het is een keuze die goed uitpakt. 3 Pears bevat songs die lekker in het gehoor liggen, maar Dwight Yoakam kleurt desondanks ook flink buiten de lijntjes in songs die overlopen van pure klasse. 3 Pears bevat 12 tracks en het zijn allemaal tracks van een niveau dat buiten het bereik van de gemiddelde rootsmuzikant ligt. Wanneer een onbekende jonge Amerikaanse muzikant met 3 Pears op zou duiken, zouden we ook in Nederland en Engeland (waar ze ook al niets moeten hebben van Dwight Yoakam) superlatieven te kort komen, maar met de naam Yoakam op de cover is het niks. Ik weet de muziek van Dwight Yoakam al een behoorlijke tijd op de juiste waarde te schatten, maar ben desondanks diep onder de indruk van 3 Pears. 3 Pears van Dwight Yoakam is objectief bezien één van de betere rootsplaten van het jaar. Dat willen we in Nederland natuurlijk helemaal niet horen, maar het is echt zo. Erwin Zijleman



28 september 2012

Beth Orton - Sugaring Season

Na Trailer Park (1996), Central Reservation (1999), Daybreaker (2002) en Comfort Of Strangers (2006) is het ruim zes jaar stil geweest rond Beth Orton. Deze week keert de uit het Britse Norwich afkomstige singer-songwriter gelukkig terug met haar vijfde plaat, Sugaring Season. Sugaring Season is direct bij eerste beluistering een feest van herkenning, maar toch is het geen logisch vervolg op de platen die Beth Orton de afgelopen 16 jaar heeft gemaakt. Het door Tucker Martine (bekend van Laura Veirs, Laura Gibson en Tift Merritt, maar ook van The Decemberists en My Morning Jacket) geproduceerde Sugaring Season werd opgenomen in het Amerikaanse Portland, maar klinkt vooral Brits. Beth Orton heeft de invloeden uit de Britse folk uit de jaren 70 altijd al een warm hart toegedragen, maar klonk nog niet eerder zo traditioneel als op haar nieuwe plaat. Dit ligt vooral aan het ontbreken van invloeden uit de elektronica; invloeden die met name op haar eerste platen een zeer voorname rol speelden. Sugaring Season valt op door een warm en organisch klinkend geluid, waarbinnen stermuzikanten als gitarist Marc Ribot en drummer Brian Blade mogen schitteren. Orton doet dit zelf ook met haar zo opvallende en herkenbare stemgeluid, dat op geheel eigen wijze zuiverheid met onzuiverheid weet te combineren. Vergeleken met haar eerste platen is Beth Orton overigens veel beter gaan zingen, mede omdat haar stem in de organische instrumentatie veel beter tot zijn recht komt dan in het door folktronica geïnspireerde geluid uit het verleden. Sugaring Season bevat voornamelijk dromerige folky songs, maar het zijn folky songs vol passie en vuur. Sugaring Season is een dynamische plaat met songs die over flink wat groeipotentie blijken te beschikken. Het zijn voornamelijk luisterliedjes die het goed zullen doen op lome zondagochtenden, maar Sugaring Season bevat ook een aantal meer uptempo songs die een lichtvoetige kant van Beth Orton laten horen die ik nog niet kende. De eerste vier platen van Beth Orton zijn me zeer dierbaar, maar desondanks durf ik na een paar luisterbeurten al wel te beweren dat Beth Orton met Sugaring Season haar beste plaat tot dusver heeft afgeleverd. Waar haar eerste platen immers wegdronken als jonge fruitige wijn, is Sugaring Season een volwassen en gerijpte wijn vol subtiliteit en passie. We hebben veel te lang moeten wachten op deze nieuwe plaat van Beth Orton, maar Sugaring Season was het gelukkig meer dan waard. Erwin Zijleman





27 september 2012

John Hiatt - Mystic Pinball

De Amerikaanse muzikant John Hiatt maakt inmiddels al bijna 40 jaar platen, maar steekt nog altijd in een uitstekende vorm. Hiatt kende een creatieve piek aan het eind van de jaren 80 met bijzonder succesvolle platen als Bring The Family (1987) en Slow Turning (1988), waarvan de eerste hem een wereldhit opleverde met Have A Little Faith In Me. In de jaren 90 zakte het wat in, maar de millenniumwissel gaf John Hiatt nieuwe energie. Sindsdien heeft de oorspronkelijk uit Indianapolis, Indiana, afkomstige muzikant een imposante stapel platen gemaakt. Crossing Muddy Waters (2000), The Tiki Bar Is Open (2001), Master of Disaster (2005), Same Old Man (2008), The Open Road (2010) en Dirty Jeans And Mudslide Hymns (2011) waren eigenlijk allemaal erg goed. Wat voor het bovenstaande rijtje platen geldt, geldt ook weer voor het deze week verschenen Mystic Pinball. Mystic Pinball is volgens mij dan echt de twintigste studioplaat van John Hiatt (iets wat ik vorig jaar ten onrechte ook al beweerde) en het is in alle opzichten een typische John Hiatt plaat. Dat betekent dat John Hiatt ook op zijn nieuwe plaat weer Amerikaanse rootsmuziek in de breedste zin van het woord maakt, maar het betekent ook dat Mystic Pinball weer net wat anders klinkt dan zijn voorgangers. Mystic Pinball is net als voorganger Dirty Jeans And Mudslide Hymns geproduceerd door rockproducer Kevin Shirley (Aerosmith, Led Zeppelin), maar deze tapt dit keer uit een ander vaatje. Waar John Hiatt op Dirty Jeans And Mudslide Hymns koos voor een vol en gestileerd geluid, is Mystic Pinball juist weer een hele ontspannen plaat waarop bijna achteloos, maar o zo gedreven muziek wordt gemaakt. Blues en rock staan dit keer centraal, maar uitstapjes richting country en folk en zelfs soul en funk worden niet geschuwd. Mystic Pinball is voor de afwisseling weer eens een lekkere stevige John Hiatt plaat, maar iedereen die het werk van de Amerikaan kent, weet dat Hiatt altijd gas terug neemt om een direct memorabele ballad uit de hoge hoed te toveren. Mystic Pinball vormt hierop gelukkig geen uitzondering. John Hiatt is dit jaar 60 geworden, maar speelt op zijn nieuwe plaat als een jonge god. Bijgestaan door de gelouterde muzikanten uit zijn band is Mystic Pinball vooral een muzikaal feestje waar het spelplezier van af druipt, maar ondertussen zit het allemaal razendknap in elkaar en schrijft John Hiatt uitsluitend songs van een niveau dat alleen de grote singer-songwriters uit het vak gegeven is. Ik heb me de afgelopen jaren al meerdere keren verbaasd over de imposante serie platen die John Hiatt sinds 2000 heeft gemaakt, maar met Mystic Pinball is deze serie alleen maar indrukwekkender geworden. John Hiatt blijft een bescheiden muzikant, maar hij behoort echt tot de allergrootsten uit het genre. Erwin Zijleman




26 september 2012

House Of Cosy Cushions - Haunt Me Sweetly

Haunt Me Sweetly is naar verluid de derde cd van House Of Cosy Cushions, maar het is mijn eerste kennismaking met de muziek van de band rond Richard Bolhuis, die momenteel na Ierse omzwervingen vanuit Groningen opereert. Het is een kennismaking die naar veel meer smaakt, want House Of Cosy Cushions maakt op Haunt Me Sweetly hele bijzondere en vooral ook hele mooie muziek. De plaat opent met een tweetal uiterst ingetogen en psychedelisch aandoende tracks. Het zijn tracks die perfect passen bij de gure weersomstandigheden van het moment en doen verlangen naar een mooi vuurtje in de houtkachel. Ook wanneer House Of Cosy Cushions wat minder ingetogen muziek maakt, heeft de muziek van de band een hypnotiserend en psychedelisch karakter, dat in een enkel geval omslaat in een bijna avantgardistische uitbarsting. Haunt Me Sweetly ademt de sfeer van het verleden en doet wel wat denken aan de muziek die Pink Floyd in haar beginjaren maakte, maar ik hoor ook wel wat van Sparklehorse of Low. Al deze bands noemde ik ook bij mijn bespreking van Owls van LUIK (nog steeds een enorme aanrader overigens) eerder dit jaar, dus ook dat lijkt relevant vergelijkingsmateriaal, al is geen van de genoemde namen heel lang houdbaar en kan ik net zo makkelijk verwijzen naar The Velvet Underground of Nick Cave). Voor Haunt Me Sweetly heeft House Of Cosy Cushions flink wat instrumenten uit de kast getrokken (met een hoofdrol voor de viool), maar ze worden allemaal even subtiel, smaakvol en trefzeker ingezet. Haunt Me Sweetly heeft hierdoor een prachtig open geluid waarin veel moois te ontdekken valt. House Of Cosy Cushions lijkt bij vluchtige beluistering misschien hele sobere muziek te maken, maar beluister Haunt Me Sweetly met de koptelefoon en je hoort een rijk en buitengewoon veelzijdig geluid dat van alle kanten op je af komt en af en toe ambient achtige trekjes heeft. Een enkele uitzondering daargelaten is de muziek op Haunt Me Sweetly stemmig en zeer ingetogen. Het is muziek waarop het heerlijk wegdromen is, maar ondertussen wordt de plaat je bijna stiekem steeds dierbaarder. Het tempo op de plaat ligt vrijwel de gehele speelduur laag, maar desondanks is het een plaat die bol staat van de (onderhuidse) spanning. House Of Cosy Cushions maakt geen muziek die zich opdringt of die heel erg op zal vallen, maar na een aantal luisterbeurten had Haunt Me Sweetly me toch in haar greep. Het is een greep waaraan nauwelijks te ontkomen is, maar gezien de schoonheid van de muziek van House Of Cosy Cushions is dat geen ramp. Integendeel. Ik ben over het algemeen genomen niet zo positief over de Nederlandse popmuziek, maar moet inmiddels toch concluderen dat 2012 minstens een handvol hele bijzondere platen van eigen bodem heeft gebracht. Het betoverende Haunt Me Sweetly van House Of Cosy Cushions is er absoluut één van. Erwin Zijleman

Haunt Me Sweetly van House Of Cosy Cushions ligt binnenkort in de betere platenzaak. Je kunt de plaat ook bestellen via http://www.houseofcosycushions.com/Shop. House Of Coshy Cushions live aan het werk zien kan ook. De band is vanavond te zien in Vera in Groningen. Morgenavond (27 september) staat de band in de hoofdstedelijke poptempel Paradiso. 




25 september 2012

Carice van Houten - See You On The Ice

Toen actrice Carice van Houten enkele maanden geleden haar eerste cd aankondigde, stonden de critici en cynici direct met geslepen zwaarden klaar, want waarom moest een actrice zo nodig een plaat maken. Zelf was ik eigenlijk wel benieuwd naar de muzikale verrichtingen van één van de meest interessante actrices die ons land rijk is, al is het maar omdat de track record van zingende actrices helemaal niet zo slecht is (denk aan Juliette Lewis, Charlotte Gainsbourg en Scarlett Johansson). De track record van zangeressen die zo nodig moeten gaan acteren is overigens veel slechter, maar daar ga ik het niet over hebben. Toen See You On The Ice  van Carice van Houten op de mat viel, nam ik me voor om er onbevooroordeeld en onbevangen naar te luisteren en dat is precies wat ik gedaan heb. Een paar minuten later lag ik in katzwijm. Laat ik er niet omheen draaien: Carice van Houten heeft met See You On The Ice een verrassende, imponerende en vooral bloedstollend mooie plaat afgeleverd. Dat is deels te danken aan de grote namen die op de aftiteling voorbij komen. See You On The Ice is knap geproduceerd door J.B. Meijers (één van de beste producers die ons land rijk is) en kent fraaie vocale en instrumentale bijdragen van onder andere Antony Hegarty (zonder de The Johnsons), Howe Gelb (Giant Sand), Ken Stringfellow (The Posies) en vooral sessiegitarist Marc Ribot. De grootste letters op de aftiteling zijn echter voor Carice van Houten zelf, want het zijn haar vocalen en expressie die See You On The Ice zo mooi en opvallend maken. See You On The Ice opent met donkere en stemmige klanken en mooie heldere en zachte vocalen. Het doet heel even aan Portishead denken, tot de strijkers aanzwellen en Carice van Houten haar eigen muzikale universum creëert. Het is een universum waar niet binnen de lijntjes wordt gekleurd want net als je wegdroomt bij de sfeervolle klanken van strijkers word je ruw gewekt door beukende trommels. See You On The Ice zet je wel vaker op het verkeerde been. De instrumentatie op de plaat is sober en stemmig, maar valt op door fraaie accenten met zo af en toe een Oosters tintje. Het is een instrumentatie waarbinnen de zang alle aandacht kan opeisen en dat is riskant bij een beginnend zangeres. Carice van Houten houdt zich echter moeiteloos staande. Ze beschikt over een mooi helder en veelkleurig stemgeluid dat in meerdere genres tot zijn recht komt. Dat wordt op See You On The Ice fraai uitgebuit, want het debuut van Carice van Houten is een veelzijdige plaat. Aan de ene kant zijn er de donkere en stemmige tracks met hier en daar trip-hop achtige ritmes, aan de andere kant zwoele nachtclub jazz en een verdwaald popliedje, waarvoor Deborah Harry aan het eind van de jaren 70 en begin van de jaren 80 een moord zou hebben gedaan (Emily). See You On The Ice is een plaat die onmiddellijk een diepe indruk maakt, maar wordt alleen maar mooier wanneer je je verdiept in alle muzikale details en in de persoonlijke teksten van Carice van Houten. Iedereen die zich een paar maanden geleden afvroeg waarom een actrice zo nodig een plaat moest maken, moet zich diep schamen en vervolgens onbevooroordeeld luisteren naar de fascinerende luistertrip van Carice van Houten. See You On The Ice is zomaar één van de indrukwekkendste platen van eigen bodem dit jaar en kan ook ver daarbuiten tot grote hoogten gaan stijgen. Petje af voor Carice van Houten. Voor het getoonde lef, maar vooral voor dit staaltje grenzenloze muzikaliteit. Erwin Zijleman




24 september 2012

Suzanne Vega - Close-Up, Vol. 4: Songs Of Family

Toen Suzanne Vega twee jaar geleden aankondigde dat ze op vier cd’s haar werk opnieuw zou gaan uitvinden, leek dat wat veel van het goede. De Amerikaanse snoerde de sceptici echter onmiddellijk de mond met het eerste deel van Close-Up, waarop een aantal van haar bekende liefdesliedjes werden voorzien van uiterst sobere arrangementen. De twee delen die volgden bleken net zo interessant als het eerste deel en dwongen dan ook moeiteloos een plekje op deze BLOG af. Deze maand is het vierde en laatste deel uit de serie verschenen: Close-Up, Vol. 4: Songs Of Family. Net als op het derde deel lijkt de tracklist op het eerste gezicht wat minder interessant dan op de eerste twee delen, waarop de meeste van haar hits te vinden waren. Op het vierde deel van Close-Up domineren songs van Days Of Hand (1990), 99.9 F° (1992), Nine Objects Of Desire (1996) en Songs In Red And Gray (2001). De eerste twee platen worden gerekend tot de zwakste platen van Suzanne Vega, terwijl het rijk aangeklede Nine Objects Of Desire haar meest omstreden plaat is. Songs In Red And Gray is weliswaar de hemel in geprezen door de critici, maar is zeker niet Suzanne Vega’s bekendste plaat. Het vierde deel van Close-Up is daarom niet zo’n feest van herkenning als de eerste twee delen uit de serie, maar dat zegt maar weinig over de kwaliteit van de plaat. Deze is immers voor de vierde keer op rij torenhoog. Het laatste deel van Close-Up trekt de lijn van zijn drie voorgangers door en laat betrekkelijk sobere versies van Suzanne Vega songs horen. Dat levert soms flinke verschillen met de originelen op, maar persoonlijk vind ik de uitgeklede versies vrijwel zonder uitzondering beter. Ook het vierde deel van Close-Up laat weer goed horen wat een getalenteerd zangeres en songwriter Suzanne Vega is. Liedjes uit vervlogen tijden die destijds niet heel erg op wisten te vallen, maken nu stuk voor stuk een diepe indruk. Juist wanneer Suzanne Vega de arrangementen en instrumentatie sober houdt, valt op hoe mooi en helder haar stem is. Vega draait inmiddels zo’n 27 jaar mee in het vak, maar dat is aan haar stem geen moment te horen. Het siert haar bovendien dat ze een ambitieus project als dit tot een goed einde heeft weten te brengen. Met Close-Up is het al zo rijke oeuvre van Suzanne Vega verrijkt met vier hele mooie platen. Het zijn platen die laten horen hoe goed Suzanne Vega de afgelopen 25 jaar was, maar het zijn ook platen die doen uitzien naar de nieuwe platen die nog komen gaan. Op basis van de kwaliteit van de vier Close-Up platen zie ik deze met bijzonder veel vertrouwen tegenoet. Erwin Zijleman

23 september 2012

Dinosaur Jr. - I Bet On Sky

Dinosaur Jr. begon een paar jaar geleden aan haar tweede leven. Dat leverde in de vorm van Beyond (2007) en Farm (2009) twee uitstekende platen op. Op deze platen bliezen Lou Barlow, J Mascis en Murph het geluid van Dinosaur Jr. op uiterst succesvolle wijze nieuw leven in, wat op beide platen naar veel meer smaakte. Ook het nu verschenen I Bet On Sky borduurt met enige regelmaat voort op de platen die de band gedurende de jaren 90 maakte, maar meer dan Beyond en Farm laat  I Bet On Sky ook zo af en toe een duidelijk ander geluid horen. Ook op haar nieuwe plaat kan het trio weer stevig rocken en tovert J Mascis de ene na de andere briljante solo uit zijn gitaren, maar I Bet On Sky biedt ook plaats aan een veel meer ingetogen geluid of een geluid dat buiten de lijntjes van het zo typische Dinosaur Jr. geluid kleurt. Het waren met name de stevige tracks die me onmiddellijk wisten te overtuigen, maar inmiddels heb ik toch ook een zwak voor de wat meer ingetogen en spaarzaam met synths opgetuigde songs. Toch moeten de verschillen met de muziek uit het verleden uiteindelijk niet overdreven worden. Dinosaur Jr. maakt nog altijd heerlijk rauwe muziek die met minstens één been in de jaren 80 en 90 staat. De songs van de band vallen op door een zwaar wat psychedelisch aandoend geluid, lome en dromerige zang, een beukende ritmesectie en gitaarspel dat alle kanten opwaait, maar je desondanks constant weet mee te voeren. Iedereen die de oude platen van de band kent en koestert zal ook weer heel vrolijk worden van I Bet On Sky. Ik heb inmiddels een flinke stapel Dinosaur Jr. in de kast staan en weet nu al dat I Bet On Sky me uiteindelijk net zo dierbaar zal zijn als de al eerder genoemde platen van de afgelopen jaren (Beyond en Farm) of platen als You’re Living All Over Me (1987), Bug (1988), Green Mind (1991) of Where You Been (1993). Dinosaur Jr. maakt eigenlijk geen muziek voor de zondagochtend, maar mijn zondagochtend wordt desondanks gevuld met de krachtige songs van het trio en vooral met het briljante gitaarspel van J Mascis, die nog altijd aan de touwtjes trekt in Dinosaur Jr., al tekent Barlow wat mij betreft voor de twee beste tracks op de plaat. Ik moet zeggen dat de gierende gitaarsolo’s me uitstekend bevallen op de zondagochtend en wat voor mij geldt, geldt vast voor meer muziekliefhebbers. Iedereen die Dinosaur Jr. inmiddels al ruim 25 jaar een warm hart toedraagt kan met geen mogelijkheid om deze plaat heen, maar Dinosaur Jr. verdient op basis van de kwaliteit van I Bet On Sky ook de aandacht van een nieuw jong publiek. Het trio doet op haar zoveelste plaat misschien geen opzienbarende dingen, maar ondertussen maken er maar heel weinig rockbands zo’n goede plaat als deze. Heerlijk. Erwin Zijleman





22 september 2012

Garron Frith - Away From The Bright Lights

Ook deze zaterdag weer aandacht voor een wat minder bekende muzikant in het rootssegment en net als vorige week (Stephanie Fagan) is het er een die heel wat in zijn mars heeft. Away From The Bright Lights van Garron Frith is een plaat die met een beetje geluk wordt binnengehaald als één van de smaakmakers van 2012. De Britse singer-songwriter, die in eigen land gelukkig steeds meer aandacht weet te trekken, doet dit met uiterst ingetogen maar bijzonder smaakvolle songs. Het zijn songs die je vrijwel onmiddellijk mee weten te sleuren naar een droomwereld waarin het tempo een flink stuk lager ligt en helemaal niets hoeft. Away From The Bright Lights is een ontspannende plaat met een tiental bloedmooie liedjes met voornamelijk invloeden uit de folk, blues, country en gospel. Het zijn zoals gezegd voornamelijk ingetogen luisterliedjes die worden gedragen door een akoestische gitaar en het mooie, emotievolle en soulvolle stemgeluid van Garron Frith. Ook aan de rest van de instrumentatie is veel aandacht besteed, wat smaakvolle accenten van onder andere strijkers, blazers, lap steel, mondharmonica en piano oplevert. De fraaie achtergrondzang en trefzeker voetgestamp vormen de kers op de taart. Away From The Bright Lights voelt aan als een plaat die je al heel lang kent, maar desondanks vallen iedere keer weer nieuwe dingen op. De muziek van Garron Frith doet op zich geen bijzondere dingen en is voor een belangrijk deel geworteld in de jaren 70, maar op één of andere manier spat de urgentie van deze plaat af. Samen met een stel gelouterde muzikanten en producer Simon J. Alpin (bekend van onder andere Willard Grant Conspiracy, Grand Drive en als soloartiest) heeft Garron Frith een plaat gemaakt die je vrijwel onmiddellijk dierbaar is, maar dan nog moet beginnen met groeien. Als ik Away From The Bright Lights met iets moet vergeleken kom ik waarschijnlijk bij Ray LaMontagne uit, maar hiermee doe ik het eigen geluid van Garron Frith te kort. Ook de vergelijking met Heartbreaker van Ryan Adams is met een beetje fantasie te maken, maar houdt evenmin lang stand. Laten we het er maar op houden dat Garron Frith met Away From The Bright Lights een plaat heeft gemaakt die niet alleen bol staat van de belofte, maar ook behoort tot het mooiste dat dit jaar in het genre is gemaakt. Ik heb de perfecte soundtrack voor donkere herfstdagen inmiddels gevonden, maar weet nu al zeker dat deze wonderschone plaat van Garron Frith veel en veel langer mee gaat. Erwin Zijleman

Away from the Bright Lights van Garron Frith ligt in Nederland helaas nog niet in de winkel, maar is wel verkrijgbaar via http://www.cdbaby.com/cd/garronfrith2.



21 september 2012

Green Day - ¡Uno!

Green Day is helaas een band die door veel te weinig muziekliefhebbers echt serieus genomen wordt, zeker wanneer het muziekliefhebbers in Europa betreft. Dat heeft de band voor een belangrijk deel aan zichzelf te danken. Na twee platen vol weinig opvallende pretpunk, brak de band in 1994 door met Dookie; een plaat vol lekker in het gehoor liggende punkpopsongs, waarvan met name Basket Case en When I Come Around het nodige succes wisten te oogsten. Green Day koos op de platen die volgden voor een wat donkerder en serieuzer geluid, maar bleef voor velen toch de band van aanstekelijke punkpop hits als Basket Case. Dat Green Day in 2000 met Warning een waar meesterwerk afleverde is dan ook vrijwel iedereen in Europa ontgaan. Opvolger American Idiot trok hier de aandacht vanwege de maatschappijkritische teksten (waarin president George Bush werd gefileerd), maar in muzikaal opzicht wist ook dit tweede Green Day meesterwerk (en de derde als we Dookie het voordeel van de twijfel geven) in Europa geen potten te breken (in de Verenigde Staten was het gelukkig wel anders). Ook het in 2009 verschenen 21st Century Breakdown was zonder meer een hele sterke Green Day plaat, waarna de vorige jaar uitgebrachte live-plaat Awesome As F**k wat tegenviel en bovendien behoorlijk overbodig bleek na het in 2005 verschenen live album Bullet In A Bible. De komende drie maanden gaat Green Day maar liefst drie platen uitbrengen: ¡Uno!, ¡Dos! en ¡Trè!. Dat is waarschijnlijk teveel van het goede voor de Europese muziekliefhebber die de band tot dusver onvoldoende serieus heeft genomen, maar persoonlijk was ik na de serie sterke platen sinds Dookie erg benieuwd. ¡Uno! ligt inmiddels in de winkel en is, zeker vergeleken met American Idiot en 21st Century Breakdown, een wat minder serieuze plaat, waarop de band deels terug keert naar het geluid van de platen die Green Day voor American Idiot maakte.  Op ¡Uno! is het politieke statement naar de achtergrond gedrongen en domineren de uiterst aanstekelijke punkpop en powerpop songs. Het zijn songs die refereren naar het oude werk van de band, maar Green Day laat zich net zo makkelijk inspireren door alles tussen The Who en Weezer. In artistiek opzicht is het allemaal niet zo interessant als American Idiot, 21st Century Breakdown en het een stuk veelzijdigere Warning, maar omdat het niet meevalt om de songs op de nieuwe Green Day plaat te weerstaan, geef ik ¡Uno! voorlopig het voordeel van de twijfel en een plekje op deze BLOG. Wanneer ¡Dos! en ¡Trè! meer van hetzelfde gaan bieden, zie je deze platen niet terug op de BLOG, maar met één volstrekt onweerstaanbare punkpop plaat is helemaal niets mis. Integendeel zelfs. Erwin Zijleman





20 september 2012

Mumford & Sons - Babel

Bijna drie jaar geleden voorspelde ik de Britse band Mumford & Sons op deze BLOG een mooie toekomst. Dat was niet zo heel moeilijk. De BBC had de band een jaar eerder al uitgeroepen tot één van de sensaties van 2009 en op het moment dat ik mijn recensie schreef had de band al menig podium plat gespeeld en leek een grote doorbraak slechts een kwestie van tijd. Desondanks was ik verrast door het hoge niveau van Sigh No More en na mij zouden er nog velen verrast worden door de bijzondere muziek van de band uit Londen. Sigh No More is de afgelopen jaren in meerdere luxe versies verschenen, maar nu is het dan echt tijd voor nieuw werk. De tweede plaat van Mumford & Sons luistert naar de naam Babel en laat eigenlijk weinig verrassingen horen. Ook op Babel maakt Mumford & Sons weer traditioneel aandoende muziek met invloeden uit de Britse en Amerikaanse folk, de country en de bluegrass. Wat de muziek van de band zo bijzonder maakt is dat Mumford & Sons er in slaagt om deze traditioneel aandoende muziek aantrekkelijk te maken voor een breed publiek. Daar slaagde de band uitstekend in op Sigh No More en daar slaagt de band nog beter in op Babel. Babel is een plaat voor de grote festivals en stadions, maar desondanks heeft Mumford & Sons haar eigen identiteit behouden. De criticus zal  waarschijnlijk fors uithalen naar de band en afgeven op het feit dat Babel eigenlijk nauwelijks ontwikkeling laat horen. Dat valt niet veel op af te dingen. Babel ligt in het directe verlengde van zijn voorganger en is hooguit iets gepolijster. Mumford & Sons maakt ook op Babel songs die ingetogen en traditioneel beginnen, maar vervolgens een feestje bouwen. Is daar iets mis mee? Nee, als je het mij vraagt niet. Ook Babel blijkt maar moeilijk te weerstaan en bovendien maakt Mumford & Sons nog altijd muziek die ook liefhebbers van de wat minder uitbundige en aanstekelijke rootsmuziek moet aanspreken. De muziek van Mumford & Sons is de afgelopen jaren met van alles en nog wat vergeleken, maar persoonlijk doet het me vooral denken aan de briljante platen die de Amerikaanse band Marah een jaar of tien geleden maakte (met name Kids In Philly uit 2000 is een vergeten klassieker). Marah gooide uiteindelijk de rootsinvloeden overboord in een mislukte poging om uit te groeien tot een stadionband. Mumford & Sons omarmt deze rootsinvloeden nog altijd met veel liefde en levert een plaat af die niet onder doet voor het zo geprezen debuut van drie jaar geleden. Succes lijkt verzekerd, maar Babel is ook een plaat die er in artistiek opzicht toe doet. Mumford & Sons heeft zich misschien niet vernieuwd, maar is wel gegroeid. Babel is een hele mooie en interessante plaat. Erwin Zijleman





19 september 2012

Ben Folds Five - The Sound Of The Life Of The Mind

De naam Ben Folds Five brengt me terug naar de tweede helft van de jaren 90. De band rond zanger/pianist Ben Folds heeft dan net een briljante tweede plaat uitgebracht. Whatever And Ever Amen (1997) is zo’n plaat die je na één keer horen omarmt en die je vervolgens nooit meer los zult laten. Een perfect popliedje als Brick (dat ik ook onder deze recensie zal plakken) heb ik inmiddels waarschijnlijk honderden keren gehoord, maar ik krijg er nog steeds kippenvel van. Na Whatever And Ever Amen ontdekte ik ook het titelloze debuut van Ben Folds Five uit 1995 en twee jaar na Whatever And Ever Amen  verscheen nog het heel aardige, maar toch net wat minder imponerende The Unauthorized Biography Of Reinhold Messner. Hierna viel het doek voor de band die op basis van Whatever And Ever Amen eigenlijk wereldberoemd had moeten worden. Ben Folds ging vervolgens verder als soloartiest, maar van het handjevol platen dat hij tussen 1998 en 2010 maakte vind ik persoonlijk alleen Rockin' The Suburbs uit 2001 echt de moeite waard. Vorig jaar verscheen de verrassend succesvolle Ben Folds verzamelaar The Best Imitation Of Myself: A Retrospective. Op de uit 3 cd’s bestaande compilatie maakten vooral de songs van Ben Folds Five indruk en dit heeft het trio (!) nieuw leven ingeblazen. Na de nieuwe track op de verzamelaar en een aantal zeer succesvolle concerten, is Ben Folds Five nu terug met The Sound Of The Life Of The Mind. In de 13 jaren die zijn verstreken sinds de vorige plaat van de band is er eigenlijk niets veranderd. Ben Folds Five maakt nog altijd lekker in het gehoor liggende popliedjes die worden gedragen door het dynamische pianospel van Ben Folds en zijn expressieve vocalen, maar onderschat de rol van de ritmesectie niet. Het zijn nog altijd popliedjes die opvallen door hun veelzijdigheid en spitsvondige teksten en net als op de vorige platen van Ben Folds Five worden up-tempo songs afgewisseld met ballads. Iedereen die, net als ik, de vorige platen van Ben Folds Five heeft verslonden, belandt door The Sound Of The Life Of The Mind direct in een warm bad, maar wat mij betreft is deze plaat toe aan een veel breder publiek dan zijn voorgangers. The Sound Of The Life Of The Mind is een plaat met popliedjes van hoog niveau. Het zijn popliedjes waarvan je direct vrolijk wordt of waarvan je in een aantal gevallen direct kippenvel krijgt, maar Ben Folds Five weet je ook constant te verrassen of op het verkeerde been te zetten. Ondanks het feit dat Ben Folds Five nadrukkelijk voortborduurt op de platen uit de jaren 90, klinkt ook The Sound Of The Life Of The Mind weer fris en sprankelend. Ben Folds Five was in de jaren 90 een buitenbeentje en dat is het nog steeds. Het is echter wel een buitenbeentje dat niet vies is van perfecte popliedjes en daar is het uiteindelijk toch om te doen (voor mij in ieder geval wel). Whatever And Ever Amen heeft nog altijd een heel bijzonder plekje in mijn hart, maar The Sound Of The Life Of The Mind past er best naast. Erwin Zijleman



18 september 2012

Grizzly Bear - Shields

Het uit New York afkomstige Grizzly Bear behoorde enkele jaren tot de vooral op de alternatieve muzieksites bejubelde cultbands, maar wist met het in 2009 verschenen Veckatimest verrassend een breed publiek te bereiken. Dat brede publiek gaat de band moeiteloos vasthouden met haar nieuwe plaat Shields, want Shields is een grootse plaat. Ondanks het succes van Veckatimest is de muziek van Grizzly Bear gelukkig lekker ongrijpbaar gebleven. Dat blijkt al uit de recensies die tot dusver over de plaat zijn verschenen. In het ene helft van deze recensies wordt Shields de meest toegankelijke plaat van de band uit Brooklyn genoemd, terwijl de andere helft Grizzly Bear prijst voor haar juist weer wat experimentelere geluid. Dat Shields een lastig te recenseren plaat is blijkt ook uit de recensie die de BBC over de plaat heeft geplaatst. In deze recensie wordt Shields vergeleken met de muziek van The Beach Boys, Gary Glitter, Supertramp, Burt Bacharach en Talk Talk. Als ik zelf namen moet noemen kom ik er ook niet uit, maar op deze namen zou ik niet snel komen. Het latere werk van Talk Talk biedt zeker aanknopingspunten, maar hiernaast hoor ik vooral iets van Radiohead, The Beatles, Neil Young en Mercury Rev, maar ook wel iets van de progrock die ik in een heel ver verleden op de juiste waarde wist te schatten. Wat mij vooral opvalt is het toegankelijke, heldere en betrekkelijk sobere geluid van Grizzly Bear op Shields. De band trekt niet langer alles op hetzelfde moment uit de kast, waardoor de plaat een toegankelijkere indruk maakt dan zijn voorgangers. Dat is voor een belangrijk deel schijn, want Grizzly Bear springt nog altijd graag van de hak op de tak en zet de luisteraar ondanks het wat toegankelijkere geluid vaker op het verkeerde been dan Lionel Messi in eenzelfde aantal minuten bij zijn tegenstanders lukt. Wat Shields uiteindelijk zo’n knappe plaat maakt is de balans die Grizzly Bear heeft gevonden tussen wandeling binnen de gebaande paden van de Amerikaanse popmuziek en de uitstapjes buiten deze paden. Shields is absoluut een plaat die vermaakt en betovert, maar het is ook een plaat die je steeds weer weet te verrassen. Ik heb Shields inmiddels vele malen gehoord en koester een aantal van de songs, maar de plaat bevat minstens net zoveel songs die ik nog steeds niet helemaal kan bevatten en die me nog steeds nieuwe dingen laten horen (waarbij ik heel af en toe iets begin te begrijpen van de namen die de BBC heeft genoemd). Grizzly Bear laat op Shields horen dat het mogelijk is om avontuurlijke muziek te maken voor een breed publiek en laat bovendien horen dat experiment en popsongs met een kop en een staart prima samen gaan. Het is een plaat die me uiteindelijk vooral doet denken aan Deserter’s Song van Mercury Rev en The Bends van Radiohead; ook allebei platen die tijdloze popmuziek wisten te combineren met lef en avontuur. Shields krijgt tot dusver niet zoveel aandacht als Veckatimest, maar behoort absoluut tot de interessantste platen die dit jaar zijn verschenen. Grootse plaat van een unieke band. Erwin Zijleman





17 september 2012

Jon Spencer Blues Explosion - Meat & Bone

De afgelopen acht jaar hebben we niets gehoord van de Jon Spencer Blues Explosion, maar Jon Spencer, Judah Bauer en Russel Simins hadden er kennelijk weer zin in en komen na het uitstekende Damage uit 2004 op de proppen met Meat & Bone. Is er iets veranderd? Nee, eigenlijk niet. Ook Meat & Bone staat weer vol met rauwe en compromisloze muziek die bestaat uit gelijke delen blues, punk en garagerock. De Jon Spencer Blues Explosion heeft het de luisteraar nog nooit makkelijk gemaakt en doet dat ook nu niet. Meat & Bone bevat 12 songs en ze klinken allemaal even rauw en smerig. De Jon Spencer Blues Explosion heeft ook dit keer lak aan een mooie productie of de liefde van een groot publiek en doet voor de zoveelste keer precies waar het goed in is. Meat & Bone is  daarom net als al zijn voorgangers een flinke beuk in je gezicht. Dat is even incasseren, maar vervolgens is het toch weer genieten. Bands als The White Stripes en The Black Keys hebben het geluid van de Jon Spencer Blues Explosion de afgelopen jaren opgepoetst en toegankelijk gemaakt voor een groot publiek, maar luister naar Meat & Bone en constateer dat Jack White wordt gedegradeerd tot een braaf schoolmeisje dat ook eens voorzichtig uit de band wil springen. De Jon Spencer Blues Explosion maakt de muziek die The Rolling Stones zouden hebben gemaakt wanneer ze niet zouden zijn gevallen voor het grote geld, de muziek die Elvis zou hebben gemaakt als hij in een andere goot dan die van Las Vegas zou zijn beland of de muziek die de Sex Pistols hadden kunnen maken als ze zich zouden hebben ontwikkeld tot een volwassen band. Meat & Bone is geen glaasje prik maar zelf gestookte whiskey met een alcoholpercentage dat angst inboezemt. Ik kan nog twintig keer zeggen dat Meat & Bone een rauwe en smerige plaat is die als een mokerslag aan komt, maar ik kan het voor de afwisseling ook eens kort houden; de liefhebber weet immer al lang waar hij of zijn aan toe is. Erwin Zijleman


16 september 2012

Stealing Sheep - Into The Diamond Sun

Stealing Sheep is een uit Liverpool afkomstig trio dat bestaat uit gitariste en zangeres Emily Lansley, toetseniste en zangeres Rebecca Hawley en percussioniste en zangeres Lucy Mercer. Het debuut van het trio luistert naar de titel Into The Diamond Sun en is er een om in te lijsten. Stealing Sheep wordt tot dusver vooral in het hokje folk gepropt, maar Into The Diamond Sun is veel meer dan dat. Stealing Sheep maakt op haar in Engeland inmiddels bejubelde muziek met invloeden uit de folk, psychedelica, lo-fi, pop, Krautrock, hiphop en 60s pop. Emily Lansley zorgt voor heerlijk stekelige gitaarlijnen, Rebecca Hawley voor mooie wolken synths die zo af en toe zwaar worden aangezet en Lucy Mercer voor de aangenaam rammelende percussie die af en toe tribale invloeden verraadt. Alle drie de dames tekenen voor even fraaie als bezwerende harmonieën, die variëren van spookachtig tot wonderschoon. De songs op Into The Diamond Sun klinken alsof ze op een namiddag in elkaar zijn geflanst, maar ondertussen zit het allemaal toch behoorlijk knap in elkaar en neemt de toverkracht van de muziek van de drie dames uit Liverpool alleen maar toe. De vraag waarop het lijkt is niet zo makkelijk te beantwoorden. Ik hoor wat van The Bangles in hun begindagen (Hazy Shade Of Winter), wat van Banamarama in hun meer creatieve dagen (bijvoorbeeld die met Fun Boy Three), een beetje van Tom Tom Club, wat van Warpaint en First Aid Kit, soms voorzichtig iets van Mazzy Star en zeker ook wat van Kate Bush, maar het is allemaal geen vergelijkingsmateriaal dat echt hout snijdt of lang stand houdt. De muziek van Stealing Sheep is een vat vol tegenstrijdigheden. Aan de ene kant rammelt het als een gek, maar luister met de koptelefoon en je hoort kunststukjes waar heel goed is over nagedacht. Into The Diamond Sun is op zich een hele toegankelijke plaat, maar het trio uit Liverpool is ook niet vies van flink wat experiment. De muziek van Stealing Sheep is duister maar ook lichtvoetig, is loom en dromerig maar ook energiek en opwindend en zo kan ik nog veel meer tegenstrijdigheden verzinnen. Into The Diamond Sun is ook een plaat die heerlijk voortkabbelt en steeds op een positieve manier de aandacht weet te trekken, maar luister met aandacht en je hoort hoe goed en spannend de muziek van Stealing Sheep is. Echt helemaal snappen doe ik het nog steeds niet, maar dat dit een van de leukste en origineelste platen van de laatste tijd is is absoluut zeker. Erwin Zijleman




15 september 2012

Stephanie Fagan - Heart Thief


Via mijn deelname aan de EuroAmericana chart (http://www.euroamericanachart.eu) krijg ik met enige regelmaat platen van Amerikaanse rootsmuzikanten in handen die ik anders zeker gemist zou hebben. Tussen deze platen (die op zaterdag voorbij komen op deze BLOG) zitten flink wat uitstekende rootsplaten en een enkele uitschieter. Een plaat van het niveau van Heart Thief van Stephanie Fagan was ik tot dusver echter nog niet tegen gekomen. Hooguit een minuut nadat de plaat in de cd speler was verdwenen was ik verliefd op Heart Thief van Stephanie Fagan en sindsdien is deze liefde alleen maar gegroeid. Stephanie Fagan is een uit Florence, South Carolina, afkomstige singer-songwriter die tegenwoordig vanuit Duitsland schijnt te opereren. Veel meer kan ik eigenlijk niet vinden over de Amerikaanse, dus ik ga er maar even van uit dat Heart Thief haar eerste serieuze plaat is. Als dat zo is, is het een droomdebuut. Stephanie Fagan maakt op Heart Thief lekker eigenzinnige popliedjes met rootsinvloeden (met name folk en country, maar ook blues). Het zijn popliedjes die direct bij eerste beluistering memorabel zijn en alles hebben wat popliedjes in dit genre moeten hebben. Heart Thief valt op door een bijzonder aangename klinkende instrumentatie, die de ene keer de kant van de radiovriendelijke folkpop op gaat en de andere keer uitwijkt richting de paden van de wat meer traditionele rootsmuziek. Het is muziek die zich als een warme deken om je heen slaat en doet smeken om meer, zeker wanneer wonderschone accenten worden toegevoegd door uiteenlopende snareninstrumenten (met onwaarschijnlijk mooi dobro spel als uitschieter) en hier en daar een blazer. Ook de productie van Missy David Jones behoort tot de beste die ik de laatste tijd gehoord heb. Over het krachtigste wapen van Stephanie Fagan heb ik het nog niet eens gehad, want dat is haar stem. Stephanie Fagan beschikt over een uniek klinkend stemgeluid. Het is een stemgeluid dat je tegen kan staan, maar het is aannemelijker dat de Amerikaanse je genadeloos inpakt. De stem van Stephanie Fagan doet me vooral denken aan die van Natalie Merchant, maar dan net wat minder scherp. Ook Beth Orton en Jewel vormen hier en daar zinvol vergelijkingsmateriaal en daarmee heb ik direct drie van mijn favoriete zangeressen te pakken. Omdat ook de songs op Heart Thief alleen maar mooier en indrukwekkender worden, is het heerlijk veelzijdige Heart Thief een plaat die de afgelopen weken als een komeet omhoog is geschoten in mijn lijstje met de beste platen van het moment. Omdat de plaat ook nog eens uit het niets komt, durf ik best te spreken van een sensatie en wat voor mij geldt, geldt waarschijnlijk voor veel meer liefhebbers van dit genre. De totaal onbekende Stephanie Fagan heeft een plaat afgeleverd die de concurrentie met de onbetwiste meesterwerken uit het genre aan kan. Het is een plaat om zielsveel van te houden en al deze liefde betaalt Stephanie Fagan met dubbele munt terug. Iedere keer als Heart Thief in de cd speler verdwijnt word ik nog iets vrolijker van deze plaat en iedere keer ben ik nog wat meer van de indruk. Ik kan het wel van de daken schreeuwen en misschien moet dat ook maar eens: WAT EEN PRACHTPLAAT VAN STEPHANIE FAGAN !! Erwin Zijleman

Heart Thief van Stephanie Fagan ligt niet in Nederland in de winkel, maar kan wel op de kop worden getikt via http://stephaniefagansings.bandcamp.com/music, waar de plaat ook kan worden beluisterd, of http://www.cdbaby.com/cd/stephaniefagan2

Prijsvraag: Luister via http://stephaniefagansings.bandcamp.com/music naar Heart Thief en stuur me een oneliner over deze plaat. De mooiste wint een door Stephanie Fagan en producer Missy David Jones beschikbaar gesteld prijzenpakket.



14 september 2012

Six Organs Of Admittance - Ascent

Het is een fraai en bijzonder omvangrijk oeuvre dat de Amerikaanse band Six Organs Of Admittance inmiddels op haar naam heeft staan. De band rond voorman Ben Chasny (die ook nog deel uit maakte van een aantal andere bands, waaronder de cultband Comets On Fire) leverde in 14 jaar inmiddels 16 platen af, die vrijwel zonder uitzondering zeer de moeite waard zijn. Het zijn platen waarop Six Organs Admittance vaker van stijl veranderde dan een normaal mens van ondergoed. De band begon ooit met snoeiharde drones en psychedelische jams, maar ging later net zo makkelijk aan de slag met folk, post-rock, space rock of avant garde. Op het onlangs verschenen Ascent (de opvolger schijnt al weer in aantocht te zijn) domineert het stevige gitaarwerk voor de afwisseling weer eens. De plaat bevat een aantal lange tracks die voornamelijk in het hokje psychedelische spacerock vallen. Dat betekent dat je direct in de openingstrack wordt geconfronteerd met een gierende gitaarsolo die zo’n 5 minuten aan houdt. Ook in de tracks die volgen domineren de gitaren, al gaan ze niet altijd even hard te keer. Six Organs Of Admittance is op Ascent ook niet vies van bedwelmende psychedelische tracks en ook deze missen hun uitwerking niet. Ascent bevat vooral muziek die herinnert aan vervlogen tijden en beelden van hoge torens Marshall versterkers en vloeistofdia’s op het netvlies tovert. Daar moet je van houden, maar als je er van houdt valt er op Ascent verschrikkelijk veel te genieten. Ik moet bij deze plaat van Six Organs Of Admittance aan van alles denken, maar geen  enkele vergelijking houdt heel lang stand. Ascent klinkt misschien nog wel het meest als The Doors die voor de afwisseling zijn aangevuld met The Crazy Horse en Jimi Hendrix en zich vergrijpen aan het vroege werk van Pink Floyd. Voor wat het waard is. Je zult op Ascent tevergeefs zoeken naar popsongs met een kop en een staart, maar krijgt in plaats hiervan een fascinerende en enerverende luistertrip voorgeschoteld waarin invloeden uit de 60s en 70s domineren, maar niet alleen de dienst uit maken. Deze luistertrip heeft zo af en toe een bijna bedwelmende uitwerking, maar het grootste deel van de tijd zit je toch op het puntje van je stoel. In eerste instantie genoot ik vooral van het wat stevige werk, maar inmiddels beginnen ook de wat meer ingetogen en dromerige songs aan een indrukwekkend groeiproces. Six Organs Of Admittance is al 14 jaar een volstrekt unieke band. Ascent is inmiddels de 16e volkomen unieke plaat van deze band. Voor de liefhebber dat wel. Erwin Zijleman





13 september 2012

Aimee Mann - Charmer

Ik bewonder Aimee Mann al sinds de tijd dat ze de band 'Til Tuesday aanvoerde. Deze zwaar onderschatte Amerikaanse band maakte in de tweede helft van de jaren 80 drie platen, waarvan er twee van een bijzonder hoog niveau waren (Welcome Home uit 1986 en Everything’s Different Now uit 1988). Door contractuele beslommeringen duurde het na het uit elkaar vallen van 'Til Tuesday enkele jaren voordat Aimee Mann haar eerste soloplaat kon uitbrengen, maar het in 1993 verschenen Whatever was direct prachtig en wat mij betreft nog beter dan de al zo overtuigende platen van 'Til Tuesday. Omdat commercieel succes uitbleef en opvolger I’m With Stupid (1995) helaas net wat minder sterk was, leek de solocarrière van Aimee Mann halverwege de  jaren 90 te stranden, maar in 2000 keerde ze terug met het in eerste instantie in eigen beheer uitgebrachte Bachelor No. 2 Or, The Last Remains Of The Dodo. Bachelor No. 2 behoort tot mijn favoriete platen aller tijden en is als je het mij vraagt in alle opzichten een klassieker. De drie reguliere platen die volgden (de live-plaat en de kerstplaat reken ik maar even niet mee), waren niet veel minder dan Bachelor No. 2, al misten ze misschien de pure magie van deze plaat. Van deze drie platen was het in 2008 verschenen @#%&*! Smilers wat mij betreft de beste en het is dan ook jammer dat het na deze plaat vier lange jaren stil is gebleven rond Aimee Mann. Met Charmer pakt de Amerikaanse singer-songwriter de draad gelukkig weer op en dit doet ze met een plaat die wederom van een ongekend hoog niveau is. De muziek van Aimee Mann is de afgelopen 12 jaar eigenlijk nauwelijks veranderd. Ook op Charmer maakt Aimee Mann weer popmuziek die stevig is geïnspireerd door de grote singer-songwriters uit de jaren 70 (van wie ik in ieder geval Elton John en Harry Nilsson wil noemen). De songs van Aimee Mann vallen op door mooie harmonieën, aanstekelijke refreinen, een lekker volle instrumentatie waarin de gitaren domineren en natuurlijk haar uit duizenden herkenbare stemgeluid. Het is een wat nasaal stemgeluid dat niet door iedereen wordt gewaardeerd, maar zelf smelt ik nog altijd onmiddellijk wanneer ik de stem van Aimee Mann hoor. De songs van Aimee Mann maken niet alleen onmiddellijk indruk, maar blijven bovendien aangenaam hangen en laten ook nog eens nieuwe dingen horen bij iedere volgende luisterbeurt. Het zijn popsongs waarvoor ooit eens het predicaat "perfecte popsong" is uitgevonden. Aimee Mann beheerst het schrijven van deze perfecte popsongs nog altijd tot in de perfectie en levert met Charmer niet alleen haar zevende prachtplaat af maar bovendien haar beste sinds het nauwelijks te evenaren Bachelor No. 2. Voor  mij als Aimee Mann fan van het eerste uur is ook dit weer een jaarlijstjes plaat, maar ik denk dat dit geldt voor vrijwel iedere liefhebber van vrouwelijke singer-songwriters. Erwin Zijleman





12 september 2012

Ian Hunter & The Rant Band - When I'm President

Er wordt in Nederland nog altijd volop gediscussieerd over het verhogen van de pensioengerechtigde leeftijd tot 66, 67 of hooguit 68 jaar. Vorige week liet Bob Dylan al horen dat we best wat langer door kunnen werken en dit wordt nu op nog veel indrukwekkendere wijze onderstreept door Ian Hunter. Hunter werd eerder dit jaar 73 en heeft een rijk muzikaal leven achter zich. Hunter begon aan het eind van de jaren 60 als soloartiest, maar brak aan het begin van de jaren 70 door met de samen met gitarist Mick Ronson gevormde band Mott The Hoople. Mott The Hoople werd ondanks de fanatieke steun van onder andere David Bowie lange tijd niet op de juiste waarde geschat, maar de eerste paar platen van de band zijn inmiddels erkend als klassiekers van formaat. Dat geldt ook voor een aantal van de soloplaten die Ian Hunter na het uit elkaar vallen van Mott The Hoople heeft gemaakt (waaronder zijn meesterwerk You're Never Alone With A Schizophrenic uit 1979). Gedurende het grootste deel van de jaren 80 en 90 schitterde Ian Hunter door afwezigheid, maar de laatste jaren is hij weer uitstekend op dreef. Het in 2007 verschenen Shrunken Heads en het in 2009 uitgebrachte Man Overboard konden zich meten met Ian Hunter’s beste werk en dat geldt in nog veel sterkere mate voor het nu verschenen When I’m President. Op de hoes van Ian Hunter’s nieuwe plaat prijkt ook de naam van zijn band, The Rant Band. Dat is volkomen terecht, want het is de band die Ian Hunter op When I’m President naar grote hoogten stuwt. The Rant Band is op When I’m President Ian Hunter’s eigen E-Street Band. Het geluid van de band is lekker vol en energiek en kan zowel gevoelig en ingetogen als rauw en hard klinken. Net als The E-Street Band citeert The Rant Band uit 50 jaar rock ’n roll geschiedenis en vindt het de piano even belangrijk als de gitaren. Een groots en meeslepend rockgeluid is de eerste stap in de richting van een goede plaat, maar hier is uiteraard meer voor nodig. Hiervoor ben je bij Ian Hunter aan het juiste adres. Hunter is weliswaar 73, maar zijn stem klinkt beter dan ik hem ooit gehoord heb. Ook de songs zijn vrijwel zonder uitzondering van hoog niveau en blijven heel erg lekker hangen. When I’m President opent lekker stevig met flink wat gitaren en blazers en is binnen enkele seconden een onbetwiste feel good plaat, maar ook als Ian Hunter en zijn band gas terug nemen blijft de overtuiging en bezieling. When I’m President is een plaat waarvan The Rolling Stones al jaren dromen, maar ik denk dat ook heel wat nieuwe jonge rockbandjes graag zouden tekenen voor een plaat als deze. In tegenstelling tot hetgeen dat de titel mogelijk suggereert is When I’m President geen politieke plaat. Ian Hunter heeft op zijn nieuwe plaat geen belangrijke dingen te melden, maar laat de muziek spreken. Het is een van de meest bezielde en overtuigende uitingen die ik de laatste tijd heb gehoord. Ian Hunter is 73 maar kan nog jaren mee. Ik vind het prima als hij president wil worden, maar eerst nog een paar platen van het kaliber van When I'm President. Erwin Zijleman



11 september 2012

The Mastersons - Birds Fly South

De Texanen Chris Masterson en Eleanor Whitmore werkten de afgelopen 15 jaar afzonderlijk met uiteenlopende muzikanten binnen en buiten de Amerikaanse roots scene (variërend van Son Volt tot Regina Spektor), maar sinds de twee elkaar in de liefde vonden opereren ze ook in muzikaal opzicht als duo. Tot voor kort als onderdeel van de live band van Steve Earle, maar nu ook als The Mastersons. Het duet van het duo luistert naar de titel Birds Fly South en is zo’n plaat die lange tijd nauwelijks opvalt, tot je hem eenmaal hebt beluisterd. Birds Fly South lag ook bij mij enige tijd op de spreekwoordelijke stapel, maar vanaf het moment dat de eerste noten uit de speakers klonken ben ik fan van Chris Masterson en Eleanor Whitemore. The Mastersons opereren  vanuit New York, maar halen hun meeste muzikale invloeden uit het Zuiden van de Verenigde Staten. Birds Fly South lijkt vooral geïnspireerd  door de muziek die Gram Parsons en Emmylou Harris inmiddels al weer een aantal decennia geleden maakten, maar klinkt gelukkig niet al te retro, zeker niet wanneer het duo een vleugje eigentijdse pop in haar muziek verwerkt. The Mastersons klinken dan als The Jayhawks met een zangeres en dat is wat mij betreft een kwalificatie waar helemaal niets mis mee is. Het is heel erg druk in het genre waarin Chris Masterson en Eleanor Whitmore zich bewegen, maar het tweetal weet zich op meerder manieren te onderscheiden van de concurrentie. The Mastersons doen dit allereerst in vocaal opzicht. De stem van Eleanor Whitmore behoort tot de mooiste in het genre en contrasteert prachtig met de op zich niet zo opzienbarende stem van Chris Masterson. De twee leggen flink wat gevoel en passie in hun vocalen, waardoor je ieder woord gelooft en steeds weer wordt gegrepen. De schoonheid van de vocalen komt terug in de instrumentatie. Die verliest zichzelf in dit genre nog wel eens in een overdaad aan virtuositeit, maar The Mastersons houden het allemaal sfeervol en uiterst subtiel, wat de kwaliteit van de plaat zeer ten goede komt. Met name het gitaarwerk is heel erg mooi, maar ook Whitmore's vioolspel mag er zijn. Het steekt niet alleen knap in elkaar, maar klinkt dankzij het heldere geluid ook prachtig. De productie verdient absoluut een pluim. Omdat Chris Masterson en Eleanor Whitmore in hun teksten de persoonlijke thema’s niet schuwen en ook nog eens zeer bedreven zijn in het schrijven van songs die je na één keer horen nooit meer wilt vergeten, is Birds Fly South een plaat die nauwelijks tijd nodig heeft om uit te groeien tot de persoonlijke favorieten van het moment. De erfenis van Gram Parsons en Emmylou Harris werd een paar jaar geleden al prachtig leven gehouden door Johnny Irion en Sarah Lee Guthrie, maar Birds Fly South van Chris Masterson en Eleanor Whitmore is als je het mij vraagt indrukwekkender. Nu de herfst nadert mogen we het heel af en toe stiekem over de jaarlijstjes gaan hebben. In het rootssegment is deze plaat absoluut een kandidaat. Erwin Zijleman



10 september 2012

ZZ Top - La Futura

De vergrijzing slaat ook in de popmuziek momenteel hard toe. Een ieder die een jaar of twintig geleden zou hebben beweerd dat in 2012 menig 70-plusser een prima plaat zou afleveren, had ik zonder twijfel voor gek verklaard, maar ondertussen doet de oudere garde het prima. De leden van ZZ Top zagen er 30 jaar geleden al oud uit, maar naderen inmiddels dan echt de pensioengerechtigde leeftijd. Het laatste wapenfeit van de band kwam tot voor kort uit 2003 (Mescalero), maar met het deze week verschenen La Futura laten de drie Texanen horen dat ze nog lang niet versleten zijn.  ZZ Top heeft een vreemde carrière achter de rug. De band werd in 1970 opgericht en maakte gedurende de jaren 70 haar beste platen (met name Tres Hombres uit 1973 en Degüello uit 1979). Op deze platen maakte de band een mix van traditioneel aandoende bluesrock, boogierock en Southern Rock, die het vooral in de Verenigde Staten goed deed. Aan het begin van de jaren 80 werd het geluid van ZZ Top flink opgepoetst. Het geluid van de band werd verrijkt met een flinke bak elektronica, lange jamsessies werden ingekort tot perfecte popsongs van 3 minuten en het tempo werd min of meer vastgelegd op 120 beats per minuut. Een serie uitgekiende videoclips en de impact van de op dat moment net gestarte clipzender MTV deden de rest. Het in 1983 uitgebrachte Eliminator leverde meerdere hitsingles op (waaronder Gimme All Your Lovin’, Legs en Sharp Dressed Man) en ging miljoenen keren over de toonbank. Na Elminator deed ZZ Top een aantal wanhopige pogingen om het verworven succes vast te houden (wat alleen met Afterburner uit 1985 nog enigszins lukte), waarna de band aan het eind van de jaren 90 terugkeerde naar het oorspronkelijke ZZ Top geluid. Dat heeft de band een uitstekende live-reputatie opgeleverd, maar de platen vielen keer op keer flink tegen. Dat moet gaan veranderen met het door niemand minder dan Rick Rubin geproduceerde La Futura en de kans dat deze missie gaat slagen lijkt me aanzienlijk. Rubin wist al eerder muzikanten op leeftijd te inspireren tot grootse daden (met Johnny Cash als meest aansprekende voorbeeld) en stuwt ook ZZ Top naar grote hoogten. De band bereikt deze hoogten door te doen waar het inmiddels ruim 40 jaar goed in is; lekkere bluesy rockmuziek zonder poespas maken. De titel van de nieuwe plaat van ZZ Top suggereert misschien dat de band vooruit kijkt, maar in muzikaal opzicht blikt de band vooral terug. Op La Futura behoren de flirts met gelikte popmuziek tot het verleden en keert de band terug naar het geluid van haar eerste platen. Dat klinkt niet alleen bijzonder lekker, maar na al die jaren ook fris en energiek en tegelijkertijd rauw en doorleefd. In een tijd waarin bluesy rockmuziek floreert en jonge honden de aandacht trekken, laat ZZ Top horen dat de oudjes het minstens net zo goed en misschien zelfs wel beter kunnen. Het levert een fantastische plaat op. Erwin Zijleman